De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De beloonde kunst. Aan Alexanders Hof verscheen, op zekren tyd, Een man, die door zyn zorg en vlyt, Schoon meest besteed aan beuzelingen, In zyne kunst met regt mogt naar den eerprys dingen, Doch wiens behendigheid maar sober werd betaald. Hy gooide een tarwengraan door 't oog van eene naald; En (de Oudheid zegt ons dit in haar getuigenissen) Zulks deed hy, zonder ooit te missen. Aan Alexanders Hof vertoonde hy zyn kunst, En wagtte, wyl hy veel in zyn geboortestreken, Van 's Konings mildheid hoorde spreken, Een ryklyk loon van 's Vorsten gunst. Hem was ook 't hoog geluk beschoren, Dat hy, uit 's Konings mond, den grootsten lof mogt horen. 'k Laat, sprak de Vorst, het werk, dat heden is vertoond, Aan dezen man niet onbeloond. 'k Wil jaar aan jaar den knaap een zak vol tarw vereeren; Zoo heeft hy, al begint de Karel 's morgens vroeg, [pagina 277] [p. 277] Al scheidt hy 's avonds uit, voor 't leven, tarw genoeg; En zoo hy werken wil, 't zal aan geen stof mankeren. Vorige Volgende