De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het slegte weer. Graaf B***, met lieflyk weer, reed eens langs buitenwegen, Slegts op een sukkeldrafje voort; Maar naauwlyks was hy ruim een uurtje van de poort, Of een betrokken lugt voorspelde een' zwaren regen. Hy keerde spoedig naar de Stad, En poogde voor de bui nog onder dak te komen; Doch wat hy spoeden mogt, hy had Zyn' weg te ver van huis genomen. Een stortvlaag overviel hem op een' open pad. Juist onder 't rennen om de bui tog ras te ontwyken, Zag hy een' man, die onbeweeglyk op den grond, En naast een moedig paard, in wind en regen stond. Graaf B*** beklaagt den man; doch hoeft niet lang te kyken, Of kent hem voor zyn eigen knegt, Die om een boodschap was naar 't naaste dorp gezonden. Hoe, sprak hy, wat is dit? Wat wordt hier uitgeregt? [pagina 274] [p. 274] Gy staat gelyk een paal? uw paard is vastgebonden? De lompert zegt: myn Heer! ik wagt hier met het paard, Tot dat de regen wat bedaart. Uw goedheid zal gewis my geen gemak benyden. 't Is nu geen weer om door te ryden. Vorige Volgende