De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Degens, gepast voor geneesheeren. Een, die de groote en ryke lui, Door zyne spotterny en grappen, kon behagen, Zeide eens, wat is het vreemd dat Doctors degens dragen: Mogt ik maar meester zyn, 'k verbood het al den brui; Zy moesten zulke fratsen laten: Een deftig rouwgewaad voegt waarlyk by hun spel, By hunne neering, ruim zo wel. Wat doen zy met het zwaard, een wapen voor Soldaten? Een ander had die taal gehoord, En sprak, juist mee niet vies op een raillerend woord: Myn vriend, ik agt het zwaard voor eenen Doctor noodig: Het strekt niet slegts ten tooi, het is niet overboodig. [pagina 243] [p. 243] Het zydgeweer kan een' Geneesheer, in zyn' staat, Zoo wel van nut zyn als de degen den Soldaat. Bedenk slegts hoe de Medicynen, Die de Arts aan zynen lyder geest, Een deel van 't menschdom, dat ligt jaren had geleefd, Zoo 't niet ware omgebragt, van de aarde doet verdwynen. Een Arts is daaglyks in gevaar Dat de een of ander, wat heethoofdig in zyn zaken, Hem als den beul of moordenaar Van Vriend of Vrouw of Neef van kant zal willen maken, Wanneer hy hem op straat ontmoet. Wat, bidde ik, stond dan d' armen bloed Tog zonder zydgeweer, in zulk een' staat, te hopen? Ontneem hem dan zyn' degen niet, Dewyl gy ongetwyffeld ziet Dat hem de nood ten stryd kan noopen. Vorige Volgende