De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 241] [p. 241] Te vroeg getrouwd. Een Proponent, gezond en zuiver in de leer, Kwam by een' ryken Ambagtsheer, Die op zyn Dorp den post van Preeker kon begeven. Hy wenschte hartlyk dat het Ampt van Predikant Aan hem geschonken werd, om, naar zyn zin, op 't Land, Met zyne Vrouw en kroost te leven. Hy dringt, uit vrees dat zyn Patroon hem af mogt slaan, Dat heusch verzoek op 't ernstigst aan; Hy stelt den Heer, een' man van aanzien en vermogen, Den staat zyns huisgezins voor oogen. 'k Ben, zegt hy, aan een brave Vrouw, Nu zeven jaar geleên, verbonden door de trouw. De gunst des Hemels heeft ons minzaam kroost beschoren. 'k Zag uit myn lieve Gaê, die me als zich zelv' bemint, Om 't jaar een dierbre spruit geboren: Zy gaf voorleden week my reeds het zesde kind. Myn Heer kan denken wat verlangen Ik naar een standplaats heb: 'k hoop van uw menschenmin, Tot schraging van myn huisgezin, De gunst, die ik verzoek, op myne beê, te ontvangen. Het antwoord was: 'k heb u gehoord. Al wat gy my vertelt geloof ik op uw woord: Ja zelfs besluit ik, uit uw spreken, Dat gy geleerd hebt mooi te preeken; [pagina 242] [p. 242] Maar 'k heb geen' zin in uw bedryf: 't Is onvoorzigtig! Eerst voorziet ge u van een wyf, Eerst maakt gy kind by kind, en dan gaat ge eerst bedenken Dat al dat goedje u geen bestaan of brood kan schenken. 't Is onvoorzigtig: 'k zeg 't nog eens. Al wagtte ik van uw vlyt en kunde iets ongemeens, Al ware ik zelfs aan myn belofte niet gehouên, Nog koos ik u, met uw verstand, En talryk huisgezin, niet tot myn Predikant. Een Wyze zoekt een ampt en standplaats voor zyn trouwen. Vorige Volgende