De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De domme Westfalinger. Jan Harmen vond, op zekren dag, Zyn schoenen veel te slegt en te oud om meê te loopen. Hy zogt een winkel, daar hy schoenen maken zag, En zei dat hy een paar wou koopen. De meester geeft zyn' nieuwen klant, Terstond twee schoenen in de hand: De neus van de eene schoen stak in het hol van de ander, Gelyk men ze in de winkels vindt. De kooper zegt: wien zoek je hier te foppen, Vrind? Bedrieg de gekken zoo: my niet: ik ben te schrander. Daar is jou goed te rug: je bent een schelmsche gast: Als een der schoenen net aan myne voeten past, Zal vast aan de andre wat ontbreken: Zy zal te klein zyn of te groot. Je maakt jou schelmery te bloot: Een schoen kan in geen schoen, die even wyd is, steken. Vorige Volgende