De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft
(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij
[pagina 236]
| |
Waarin men, zoo 't gerugt de zuivre waarheid meldt,
Wel honderd huizen heeft geteld.
Hy had het geld geschikt om, by zyn Landgenooten,
Door pragt van kleeding en van stoet,
Door alles wat het oog voldoet,
Zyn agtbaar aanzien te vergrooten.
Hy was met groot gevolg en pragtig opgekleed,
Op zekren dag aan 't Hof verschenen.
Men sprak van Rykdom, en hy was terstond gereed
Om ook een woordje te verleenen.
'k Hoor, zei hy met een bly gelaat,
Van Rykdom wonder graag; dan raak ik aan de praat:
'k Hou veel van ook die snaar te roeren.
'k Ben ryk: men ziet het aan den stoet, die my verzelt;
'k Verkies voor zoo veel waarde aan geld,
Als honderd huizen mogten kosten, meê te voeren.
De schrandre Wolsey hoort die taal.
Uw Lordschap, zei de Kardinaal.
Mogt liever denken aan 't voldoen van Krediteuren.
Gy hebt gelyk, zoo sprak de Lord, het zal gebeuren.
Ik kom by u juist net van pas.
Uw Vader, toen hy Slager was,
Heeft me eens een Schaapskop t' huis gezonden,
En ik heb onderdaags by rekening gevonden,
Dat ik u voor dien kop, gelyk ik hier erken,
Drie halve stuivers schuldig ben
Zo ge uw kwitantie slegts wilt schryven,
Zoek ik geen oogenblik uw Debiteur te blyven.
|
|