De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 237] [p. 237] Zeemans wonderen. Jan had een verre reis gedaan, En kwam behouden t'huis by vrienden en gezellen. Elk bleef 'er even sterk op staan Dat Jan het nieuws, dat hy gezien had, zou vertellen. De Reizigers zyn mild in 't praten van de Zee, En van de wondren, die ze in vreemde Landen zagen. Zoo was de Zeeman ook: hy antwoordde op die vragen, En zei wat hette hy gevoeld had op Guinee. Daar, sprak hy, heeft men nooit het minste vuur te stooken. Men zet de ketel maar in de open lugt, en strak Raakt melk of water aan het kooken. Men krygt 'er wat men wil, gebraad en ook gebak, Wat spys 't ook wezen mag: men heeft 'er hout noch kloen. Men haalt het meel slegts van den molen, En doet 'er melk of water by. Na weinig tydverloop verschaft die dunne bry, Slegts in de Zon gezet, de beste pannekoeken, Waarop men, zonder schroom, zyn vrienden mag verzoeken. Men hoort die wondren met vermaak, Maar twyffelt egter aan de zaak. 't Scheen elk onmooglyk dat iets dergelyks gebeurde: Men maakte zelfs dat Jan die twyffeling bespeurde. Zyn moeder werd geweldig gram, En toonde dat zy kwalyk nam, [pagina 238] [p. 238] Dat lemand haren zoon niet op zyn woord geloofde: Het moest, haars oordeels, zeker zyn, Dat, in dat heete Land, men in den zonneschyn Zyn eten braade of kookte of stoofde; Dewyl zy dikwyls van haar Broer, Die jaarlyks nog op Groenland voer, Veel vreemder taal had hooren spreken Van de ongemeene koude in die bevrozen streeken. Hy heeft, zoo voer de moeder voort, My zelf verteld dat hy een tyd lang heeft gevaren Door meer dan halfgestolde baren; En dat in al dien tyd geen klankje werd gehoord. Men zag de monden van het Scheepsvolk wel bewegen; Elk toonde dat hy zeer tot spreken was genegen: Maar 't baatte niets: een woord, als 't op de lippen stond, Bevroor van voren in den mond. Doch toen myn Broer, die veel had van de kou geleden, In warmer streek gekomen was, Ontdooiden al die woorden ras; En toen zy ieders mond ontgleden, Ontstond 'er een geraas, waardoor den schepeling Het hooren en het zien verging. Vorige Volgende