De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Haagsche Michiel. Een valsche speler wist oplettend te bezorgen Dat, by het geven van de Kaart, De beste werd voor hem bewaard. Juist zag men dat de Vriend een blaadje hield verborgen. 't Gezelschap werd geweldig gram, Zooras het dit bedrog vernam. Men greep den karel aan: hem hielp geen tegensnappen. Hy moest de kamer uit; en, tot zyn bitter kruis, [pagina 235] [p. 235] Was juist het speelvertrek het hoogste van het huis. Men gooide dan den Vriend knaphandig van de trappen. 't Scheen dat hem 't goed geluk niet gantsch verlaten had. Toen hy beneden was gekomen, Vond hy zich nog 't gebruik der beenen niet benomen. Hy stond ten eersten op, op koos het hazepad. Zyn kopstuk had wel 't meest geleden: Zyne oogen waren blaauw: zyn aanzigt was bebloed: In 't vallen liet hy pruik en hoed. Hy liep verlegen voort, met overhaaste schreden. Een, die hem kende, kwam hem tegen, deed hem staan, En sprak zyn' ouden makker aan, Om de oorzaak van zyn schrik en wonden na te vragen. Hier kreeg de lyder heul in smart: Hier gaf hy ruimte aan 't zugtend hart, Door aan een' vriend zyn' nood te klagen. Dit deed hy met een schreyend oog: En de ander was gereed om goeden raad te geven. Man, zei hy, hebt ge lust om met vermaak te leven, Zoo speel tog nimmer weer zoo hoog. Vorige Volgende