De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De gelyke broeders. Twee Broeders woonden by elkander, En de een geleek volmaakt naar d' ander. In grootte, houding en gelaat: Zy waren beiden van denzelfden rang en staat. Een zeker man moest een' van deze Broeders spreken, (Wat hy te zeggen had is aan geen mensch gebleken) Hy zegt het aan den knegt: de slokker vraagt hem: wien Van tweên begeert myn Heer te zien? Het antwoord was; 'k ben by den Raadsheer thans bescheiden. De knegt hervat: dat zyn ze beiden. Ik moet, vervolgt de Heer Client, Ik moet hem spreken, die zich 't scheel zien heeft gewend. Gy hebt me, zei de knegt, nog niet genoeg doen hooren; [pagina 232] [p. 232] En uw beduiding zegt niet veel; Want bei myn Heeren kyken scheel. Ik vraag naar hem, wien korts een Huisvrouw werd beschoren. 't Is noodig dat uw zin my verder worde ontvouwd, Want bei myn Heeren zyn voorleden week getrouwd. Zyn Vrouw, om 't klarer uit te leggen, Is jong en schoon, en lacht haast elk op 't vriendlykst aan. Dit alles doet my nog uw meening niet verstaan: Men mag het geen gy zegt van beider Vrouwen zeggen. Dan moet het hooge woord 'er uit: Elk, die haar kende, zei: de Bruigom deezer Bruid Zal haast een Hoornendrager wezen. Nog hebt gy, zei de stoute knegt, Nog hebt gy niet genoeg gezegd: 'k Zou dit voor bei de Broeders vrezen. De man had hier gedaan, en 't laatste, dat hy zei, Was, roep uw Heeren allebei. Dit kon niet zyn, wyl geen van beiden Op dezen dag bezoek ontving. Zy waren bezig: en hun werk was niet gering. Zy wilden van hun Vrouwen scheiden. Vorige Volgende