De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 181] [p. 181] De doorsleepen waarzegger. Een Koning van den ouden tyd Had, wyl zyn Koningin hem weinig kon behagen, Juist als de Vorsten en de Grooten onzer dagen, Meer dan een Schoone, aan wie zyn liefde was gewyd. Een Starrekyker had gaan droomen, Terwyl hy juist den loop der Starren gade sloeg, Dat een der Dames, wie de Koning liefde droeg, Wier schoonheid hem had ingenomen, Geen volle week meer leven zou. Dit werd den Vorst aan 't oor gehangen; En in die zelfde week kreeg die beminde Vrouw Begeerte om haren hals in eenen strop te prangen. Men meende dat de Wigchelaar Op de eene of andre wyz' dat opzet had geweten. Misschien, zoo sprak men, is hy maar Een Duivelskonstenaar, en door den Droes bezeten. Men maak' dien booswigt voort van kant: Hy word' gerabraakt of verbrand. Doch andren wilden eerst zyn konst nog eens beproeven: Men moest hem vragen of hy zeggen kon en wou, Wanneer de dood hem naken zou. En vond men dat zyn werk bestond in enkel snoeven, Dan kon men, als de Vorst hiertoe een teeken gaf, Den Starrekyker, tot zyn straf, Knaphandig uit een venster smyten. Die raad gevalt nog 't allerbest. [pagina 182] [p. 182] Hy, die dit voorsloeg, werd geprezen van de rest. 't Was noodeloos den tyd met meer beraads te slyten. De Wigchelaar komt aan het hof: Hy meende dat men daar zou spreken tot zyn lof, Maar was juist in dien waan bedrogen. De Koning vraagt hem kort en goed: Weet ge ook wanneer gy sterven moet? Voorspelt gy dit, dan zyt ge een heilig in onze oogen. De looze Vos ontzet zich niet: Hoe sterk men naar zyn wezen ziet, Men kan geen vrees, geen schrik, in zyn gelaat bespeuren. Hy zegt: ô Vorst! ik weet niet net Wat dag het noodlot me als den laatsten heeft gezet: 'k Weet egter iets, dat na myn sterven zal gebeuren: Drie dagen na myn' dood sterft ook uw Majesteit. Na zulk een onverwagt bescheid, Verandren hofgezin en Koning van gedagten. Men wenscht den knaap, reeds grys en krom, Aartsvaderlyken ouderdom: Dan had de Vorst van 't Ryk dien zeker ook te wagten. Vorige Volgende