De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De schrandre wildeman. Een Spanjaard is op reis een' Indiaan ontmoet Op eene plaats, die, afgelegen Van veel bezogte en openbare wegen, Juist geen getuigen geeft van 't geen men zegt of doet. Zy waren bei te paard gezeten, En onze Spanjaard scheen te weten Dat zyn bejaarde beest, schoon willig, mak en trouw, Het op den langen weg bezwaarlyk houden zou. [pagina 180] [p. 180] Het Paard, door d' Indiaan bereden, Was, zag hy, jong en sterk: 't behoefde zweep noch spoor: Hy sloeg dan eene ruiling voor; Doch hiertoe werd de weg door weigring afgesneden. De Spanjaard is misnoegd en knort: Het knorren wordt gevolgd van schelden: Zelfs wordt men handgemeen: men vegt als Oorlogshelden: Maar de arme Wilde schiet te kort. Hem wordt zyn moedig Paard door 's vyands hand ontnomen. De Spanjaard kiest het hazepad; Doch de andre volgt hem na tot in de naaste Stad, En doet hem voor den Regter komen. Het Paard verschynt 'er ook: de Kastiljaansche Guit Maakt zyn' beschuldiger voor een' bedrieger uit, En wil zyn eigendom op 't schoone beest bezweeren. De Regter vindt hier in 't geheel Geen blyken voor het tegendeel. De Amerikaan roept uit: ik zal myn regt verweeren. Hy doet zyn' mantel af: men ziet hem dien gezwind, Als een bekleedzel, 't beest op kop en oogen leggen. Laat, sprak hy, myn party nu zeggen Wat aan myn paard ontbreekt. Aan welk een oog is 't blind? De Spanjaard blyft niet lang staan denken, Uit vrees dat dit zyn regt zou krenken. Hy noemt het regter oog: maar heeft het niet geraên. 't Bekleedzel wordt het beest weer van den kop getogen. Het is zoo wel als 't moet aan de oogen. Dus wees de Wildeman de zuivre waarheid aan. De Regter moest hem regt verschaffen, En, naar de wet, den roover straffen. Vorige Volgende