De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Ongevergde raad. Een welgeschapen jongeling, Wiens hoofd juist niet naar werken hing, Verkoos te beedlen langs de wegen: Een Reiziger, die hem ontmoet, Wordt door den vluggen kwant begroet, Die al zyn konst gebruikt om harten te bewegen. Hy brengt den vreemden Heer aan 't staan, Spreekt nedrig hem om teergeld aan: Maar deze wil geen luiheid voeden; Foei! (zegt hy driftig) welk een schand Is 't beedlen voor zo jong een' kwant! Gaa werken; red u zelf uit uwe tegenspoeden. De gaauwert is niet wel te vreên, Gaat ongetroost en grommend heen, En voert, al gaande, deze reden: [pagina 176] [p. 176] 'k Geloof dat hy my niet verstaat; Ik vraag om geld, en niet om raad. Zoo ik het werken koos, ik had hem niet gebeden. Vorige Volgende