Het vrolyk gezelschap op Amstels zangburg. Deel 2(1780)–Anoniem Vrolyk gezelschap op Amstels zangburg. Deel 2, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Zang. Wys: Savojaarsche Meisje. 1. IN 't lommer van deez' Elzen, Alwaar myn Filis rust, Mag ik haar schoon omhelzen En boeten mynen lust. 2. Haar net geschaarde boogjes, Verrukken myn gemoed: Terwyl zy met haar Oogjes, Ontsteekt myn Minnegloed. 3. Ik zoog van haare Lipjes, Het Hemels Ambrozyn, En stranden op haar klipjes Daar duizend Roosjes zyn. [pagina 21] [p. 21] 4. Myn Liefje wierd niet wakker, Terwyl ik my vergast, Toen sloop ik in den Akker Daar 't Rooze knopje wast. 5. Daar stooide ik onverdrooten, Tot dat zy wakker wert: Zy sprak ik ben geschooten, Getroffen aan myn Hart. 6. Zy droomde van haar Herder, En riep al woelend uit: Og Damon, og nog verder, Tot ons de wellust stuit. 7. Zy kwam 't gezigt ontsluiten, En gaf een diepen zugt, Toen sloop ik stil na buiten: En maakte geen gerugt. 8. Myn Lief had uitgeslaapen, En ik voldaan myn lust, Het Windje deed haar gapen Dat eerst haar had gezust. Vorige Volgende