De vrolyke Nederlander, zingende met zyn incréable meisje de hedendaagsche liederen(1800)–Anoniem Vrolyke Nederlander, zingende met zyn incréable meisje de hedendaagsche liederen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] Een nieuw Lied. Op een Aangenaame Wys. 1. Ach wat is de maagdenstaat Eenen band van veel elende, Die men somtyds niet gade slaat, Doch men ziet hem dikwils schenden Door Jonkmans hunne zoete praat, Gelyk ik heden ben gevaaren, Myn sleur en schoonheid die ik had Dient my nu tot leed en bezwaaren. 2. Ik nam met hem veel plaisier, Op ackoord om my nooit te verlaaten, Doch het had maar een korte duur Al zyn vleyen en de praaten, Hy verlaat my nu, wat pyn! Nu ik ben van hem bedrogen, Ach hoe kan een hart zo dubbel zyn, Waar heeft hy dat vergift gezoogen? 3. Ach wat heb ik op myn schoot Een last voor geheel myn leven, Ach had ik in de baarensnood Veel liever den geest gegeven, Als te leeven zo alleen, En verlaaten van alle myne Vrinden, Die zig verheugen in myn geween, Waar zal ik troost of hulpe vinden. [pagina 48] [p. 48] 4. Adieu Minnaar, valsch gemoed, Die myn zinnen wist te verleiden, En myn teder Schaapje zoet Met haar moeder bragt in lyden, Dat zyn Vader niet en kend, Is van u en my verlaaten, Ach hoe leid een maagd groot elend, Die zig van Jonkmans laat bepraaten. 5. Oorlof gy Dogters wie gy zyt, Aanhoord geen minneklagten, Als zy u hebben gebragt in de ly Dan zyt gy haast uit haar gedachten, Zy aanhooren geen gezucht Van een hart vol bitter klagen, Dan kunt gy met uwe vrucht Overbrengen in druk uwe dagen. Vorige Volgende