De vrolyke muzikant
(1810)–Anoniem Vrolyke muzikant, De– AuteursrechtvrijStem: Het danssen kan myn niet behagen.
1.
Wat is 't een vreugd, op 't land te leven
Men weet van kommer, van verdriet,
Noch van 't gewoel der steden niet,
'k Voel 't sagten koeltjen om my zweeven,
Door 't schomlend loof der groene dreeven,
Zy lisplen, ruischen sagt en teêr,
Als ik met koosjen, sagt en teêr,
ô Welk een vreugd; welk een vreugd;
Wie wenscht voor sich iets meer.
2.
Hoor het gesang der nachtegaalen,
Hoe rold hun lied, door bos en veld:
De leeuw'rik, die door wolken snelt,
Kan ons op keur van sang onthaalen,
Zie gindschen vogel ruisen, daalen,
Kent gy dien vluggen vogel niet,
| |
[pagina 13]
| |
Hy roept: Kiewiet, kiewiet, kiewiet,
ô Welk een vreugd; ô welk een vreugd;
Hier kent men geen verdriet.
3.
Zie hier de zwaan door 't water schuimen,
Hy draait den hals met edlen moed,
Terwijl hy zwemmend heenen sped,
Verheft hy trotsch sijn witte pluimen,
't Moet al voor het water ruimen,
Het vischen dartelt op en neer,
't Was weg, en sie, daar komt het weer;
'k Zie rondom vreugd, 'k sie rondom vreugd;
Wie wenscht voor sich iets meer.
4.
Ei sie eens ginder 't lagchend roosjen,
Het danst en wappert op sijn steel,
Wat lieve geur! hoe frisch; hoe êel;
ô Hoe verrukt ons 't sagte bloosjen,
Ja 'k pluk het voor mijn lieve Koosjen,
Ik min het meisjen, en sy my weer,
ô Ze is so mooi; so lief; so teer;
ô Welk een vreugd; ô welk een vreugd;
Wat wensche ik immer meer.
5.
Hier op 't land, in stil genoegen,
Paart reine min sich aan de deugd,
En de onschuld aan geruste vreugd,
Geen naberouw kan 't hart doen zwoegen,
Geen nijd of sorg het voorhooft ploegen,
De liefde voert, naat 't outer heen;
Zo vry so bly, naar 't outer heen;
ô Welk een vreugd; ô welk een vreugd;
Haast spoede ik derwaarts heen.
6.
Maar, ach; al dese sagte weelde,
Die thans natuur my vrolijk bied,
| |
[pagina 14]
| |
Behaagde nooit mijn harte niet,
Als ik die niet met Koosjen deelde;
Maar als haar sagte hand my streelde,
ô Dan …. maar sie reeds komt sy aan;
Ja, ja, sy komt, sy komt reeds aan,
ô Welk een vreugd; ô welk een vreugd;
Laat ons niet langer staan.
|
|