De vrolyke Nederlander
(na 1813)–Anoniem Vrolyke Nederlander, De– AuteursrechtvrijOp een Aangenaame Wys.1.
Treur niet langer lieve Vrinden,
Wisch de traanen van u oog,
Eerlang zult gy redding vinden,
Wagt verlossing van omhoog,
Knelden ons die Dwingelanden,
Droegen wy het Fransche Iuk,
Maar de tijd is nu voor handen,
En wy zijn bevrijd van druk.
2.
Denkt gy niet dat God de plagen,
Die de boosheid doet, aanschouwd,
Het grievend leed dat wy zo dragen,
| |
[pagina 48]
| |
Is zijn hulpe toevertrouwd,
Zag men niet het Recht vertreeden
Godsdienst hoonen, deugd versmaan,
Heerschzugt in de plaats getreden,
Deed den Braaven ledig gaan.
3.
De Vryheid zag men snood onteeren,
Daar men Vryheid boven dreund,
Broederschap, Gelijkheid leeren,
Daar men wraakzucht ondersteund,
Zouden zy die troost beweeren,
Er was geen God van Nederland,
Dat hy ‘t tot hun geluk zou keeren,
Hun Rijk gevestigd zien in stand.
4.
Zoud gy gedenken dat de Vorsten,
Al van het lieve Oranje-Huis,
Daar hun Vaderen ons verlosten,
Door hun bloed van Spanjens kruis,
Langer in verdrukking zugten,
Daar hun onschuld blijkbaar is:
Langer voor de Franschen vlugten,
Neen, de Godheid red hun wis.
5.
Lees maar’ s Lands Historiebladen,
Vind ge Oranje ooit versmaan,
Vind gy niet op hunne daaden,
Kenmerk van Gods goedheid staan,
De zegen aan dit huis verbonden,
Blyven op het nageslacht,
Zuiver, heilig ongeschonden,
Rusten in zijn volle kracht.
6.
Het moet eens beproeving smaaken,
Oit is hier den braven haar lot,
Om het weder groot te maken,
| |
[pagina 49]
| |
En hun Vyand tot zijn spot;
Denk eens voor zevenentwintig jaaren,
Wat gebeurde er toen niet al,
Wie zal het wonder u verklaaren,
De Godheid sprak: het is geschied.
7.
Oranje zal weer triumfeeren,
Zeker in zijn Vaderland,
Dan zal weer alles gaan herleven,
Bloeijen als in d’ouden stand,
Oranje nieuwe kragten geven,
Die men toen, helaas verbied,
Oranje zal weer zegenpraalen,
Zo als voor dezen is geschied!
8.
Oranje moet de Kerk bewaren,
Daar op is de Staat gebouwd,
Aan het heil van ‘t Land te paaren,
Dat is Oranje toevertrouwd,
Daar in heeft het nooit ontbrooken,
Daarom is het ook gespaard,
Het zal herstellen, al ‘t verbrooken,
Daar voor heeft het God bewaard.
9.
De onziene zullen hem leiden,
Zorgen dat geen hulp hem derf,
Ons op het onverwagt verbleiden,
Met zijn komst op ‘s Vaders Erf,
My dunkt ik zien een lichtje stralen,
Misschien is ‘t oogenblik reeds daar,
Waar in de Prins zal zegenpraalen,
Redden ‘t Land uit zijn gevaar.
10.
Is anders nog de tijd verborgen,
Gebeurd het niet op ons verwagt,
Denkt dan Vrienden al u zorgen,
| |
[pagina 50]
| |
God heeft het nog niet goed gedagt,
ô Dat oogenblikje van leven,
Is bepaald in de Almagts hand,
Troost u, Hy zal uitkomst geven,
Aan dit gevolterd Vaderland.
11.
Ia dit Land zijn liefde waardig,
Waar op Hy betrekking heeft,
Zal Hy zo gedugt regtvaardig,
Toonen dat Hy redder leeft,
Op dat men zijn name noeme,
Iuigchen in dat heilrijk lot,
Op dat men hem ook dankbaar noeme,
Neerlands helper, Neerlands God.
|
|