De vrolyke Nederlander
(na 1813)–Anoniem Vrolyke Nederlander, De– AuteursrechtvrijOp de Wys: van Bieron.1.
Des ‘s Heeren hand verheft,
Den geenen die hem vreezen,
Hy bouwd haar muuren op,
Gelijk wy konnen leezen,
| |
[pagina 45]
| |
God heeft een wonderwerk,
Aan Neerlands Volk gedaan,
En met een groote lust,
De scharen voorgegaan.
2.
Daar is in deze tijd,
Een wigtig stuk voor handen,
De Vorsten zijn by een,
Uit verre vreemde Landen,
Het scheind dat ‘t God beliefd,
Dat naar een lange strijd,
De harten van den mensch,
Met vreugde word verbleid.
3.
Dat ons de goede God,
Oranje weer wil schenken,
En brengen weer in ‘t Land,
Wil dit eens recht bedenken,
Hoe vriendelijk dat de Prins,
Met ons heeft omgegaan,
En wat het Oranje-Huis,
Voor ons al heeft gedaan.
4.
ô Dwaaze Nederland,
Wat was toch u begeeren,
Dat gy naamt in de hand,
De Kogels en Geweeren,
Tegen u lieve Prins,
Die u eertijds heeft bevrijd,
Van de Spaansche slaverny,
Is dit u dankbaarheid.
5.
Heeft niet de Oranje stam,
Kloekmoedig voor ons gestreden,
Toen het Land in Vryheid kwam,
Zijn dit u trouwigheden,
| |
[pagina 46]
| |
Heeft hy niet voor de Vyand,
Dien lieve Oranje-Vorst,
Zijn bloed gesteld te pand,
En ons daar door verlost
6.
Die door des Heeren kragt,
Veel Steden heeft gewonnen,
En is met Israel,
Met weinig magt begonnen,
Maar van den goeden God,
Gezegend en verrijkt,
Gelijk als aan den dag,
Voor al de waereld blijkt.
7.
Als God ten stryde gaat,
Dan moet den Vyand wyken,
Dan moet de sterkste Man,
In korten tijd bezwyken,
Hoe streed den vroomen Prins,
Wat heeft hy al gewin,
En neemt als Iosua,
In kort veel Steeden in.
8.
Terwijl het arme Volk,
Als balling moesten vlugten,
En het gantsche Nederland,
Van droefheid moeste zugten,
Zo brengt de goede God,
Persoonen voor den dag,
En gaat met hun ten strijd,
En maakt een groote slag.
9.
En zonder twijffel dit,
Daar zijnder in ons midden,
Daar zijnder in ons land,
Die God met Moses bidden,
| |
[pagina 47]
| |
Tot dat men overwint,
Gelijk het is geschied,
Op dat ons Nederland,
Mag komen uit verdriet.
10.
In Duitschland is de strijd,
Zo bloediglijk begonnen,
In Duitschland is de slag.
Zo wonderbaar gewonnen,
Tot ‘s Lands behoudenis,
De Vroomen tot een vreugd,
Zingt lof den Opperheer,
En zijt in hem verheugd.
|
|