De vrolyke Nederlander
(na 1813)–Anoniem Vrolyke Nederlander, De– AuteursrechtvrijOp de Wys van de Pom Pom.1.
Op nu braven,
Nooit geen slaven,
Wilt voor Vryheid stryden,
Met Oranje,
Dan verbanje,
Die ons land benyden,
Ziet gy niet de Franschen,
Zy wagen noch wel kanschen,
Hier en daar op Hollandsch grond,
Weg, weg die vagebond.
| |
[pagina 51]
| |
2.
Amsterdammers,
Rotterdammers,
Leidsche Burgerscharen!
Weest nu blyde,
Komt ten stryde,
Gy, ook Hagenaren,
Gy mogt uw ‘t eerst beroemen,
Oranjes naam weer noemen,
Hoe menig zuchten in den druk,
Noch al onder ‘t Fransche juk.
3.
Zou men klagen,
En verdragen,
Al die kanibalen,
Neen, haar moorden,
Op ons Oorden,
Zullen wy betalen,
Voor ‘t Vaderland te vechten,
Voor onze wet en rechten,
Dat voegt een brave Oranje-Vrind,
Dan is men welgezind.
4.
Met Oranje,
Dan verbanje,
Als die vloekgenooten,
’t Juk, als yzer.
Van de Keizer,
Heeft ons lang verdrooten,
Kom dan Hollandsch Zoonen,
Wilt u liefde toonen,
Voor het brave Oranje huis,
Verjaag het Fransch gespuis.
5.
Op! te wapen,
Want het slapen,
Past geen Vaderlanders!
Burgerscharen!
Wilt u paren!
| |
[pagina 52]
| |
Plant de zegenstanders,
Waar gy uw voet zult zetten,
Zult gy haar macht verpletten,
De Franschman is niet meer geducht,
Hy neemt weldra de vlucht.
6.
Onze vrinden,
Die verbinden,
Hunne macht te zamen,
Russen, Pruissen,
Ziet men kruissen,
Toen zy tot ons kwamen,
Zag men al die Franschen,
Naar hun pypen danschen,
En Engeland die Bondgenoot,
Maakt onze macht ook groot.
7.
Volle Scheepen,
Ziet men sleepen,
Tot ons overvoeren,
Boneparte,
heeft geen harte,
Om het meer te roeren,
Zyn grootheid die moest bukken,
Hy kan ons niet meer plukken,
Spanje, zit hem op de huid,
Nou is zyn spel verbruid.
8.
Amsterdammers!
Rotterdammers!
Haagsche Burgerscharen,
Weest nu blyde,
Komt ten stryde,
Ook gy Leidenaren,
Ja, alle Hollandsch Volken,
Uw piek, geweer, en dolken,
Die toonen tot Oranjes eer,
Dáár is geen Franschman meer.
|
|