De vrolyke trompetter
(ca. 1810-1830)–Anoniem Vrolyke trompetter, De– AuteursrechtvrijBlazende op zyn trompet, de nieuwste liederen en aria's die hedendaags gezongen worden
[pagina 46]
| |
Naar den natuur en maat,
Zo den tyd bestaat,
Tot een les gegeeven,
Vooral de ouders die nog Kinders voed,
Als een Herder die zyn Schaapkens hoed,
Waar dat u pligt voor staat,
Dat gy hen niet verlaat,
Waar dat gy heenen gaat.
2.
Hoor wat een goede Herder leert
Al die in myn stal verkeerd,
En rechte Herders zyn,
Vreest geen leed of pyn,
Van geen wilde dieren,
Houd uwe Schaapkens onder u gebied,
Of gy den Wolf of den Luipaard ziet,
Zyt daar niet voor benoud,
De Schaapkens die gy houd,
Heb ik uw toevertrouwd.
3.
Is 't dat u Schaapkens zyn verstrooid,
Waar distels en het onkruid groeid,
Waar dat ze zyn misleid,
Tot bedorven tyd,
Gaan hun voordeel raapen,
Roept hem dan weder met een zoer geluid,
Met het gegalm van u Herders sluit,
Al die uw zal verstaan,
Die koomen op u aan,
Weer op de rechte baan.
4.
Hebt gy nog Lammers teer en klyn
En die nog niet volwassen zyn,
Daar moest gy allermeest,
Zyn voor hun bevreest,
En voor zorg draagen,
| |
[pagina 47]
| |
Dat zy niet loopen uwen Schaapstal uit,
Naar eenig giftig of fenynig kruid
Ziet dat gy hem geleid,
Naar goed gelegenheid,
In hun onnozelheid.
5.
Helaas veel Herders doen dat niet,
Die Slaapen op hun Herders spriet,
Waar dat den Wolf briest,
Maar hen reeds verkiest,
Zonder tegenstryd,
Die niet en peizen op den Herdere last,
Die van de Meester hen is toegepast,
Wanneer hy hen den straf,
Tot eenen Herder gaf,
Op zyn beveelen straf.
6,
ô Herders zo gy niet ontwaakt,
Of dat gy uwen slaap niet staakt,
Steld gy uw gantsche kooy,
Tot den Wolf zyn prooy,
Die gy zal verslinde,
Hoort gy het bleire van u schaape niet,
Daar gy de Schaapen voor uw oogen ziet,
Verliest gy een daar van,
U Meester is de Man,
Die het u weiten kan.
7.
Veel Herders zyn met vrees belaan,
Om Ram en Lammers voor te staan,
Die voor een klein gerugt,
Neemen zelfs de vlugt,
En hun Vee verlaaten,
Die maar speizen in de grootste nood
Beter de Schaapen als den Herder dood,
Als wy maar zyn bevryd,
| |
[pagina 48]
| |
Wat een lafhartigheid,
Die zo een Herder zyt.
8.
Wat zal het met den Herder zyn,
Die laat zyn Scharpen in de pyn,
Onder het Wolvezaad,
Zonder troost of baat,
Om bestierd te weezen,
Voor zyn loon heeft hy niet verdiend
Als zyn meester hem ontrouwig vind
Hy Ram en Lam verliest,
Daar Beer en Wolf briest,
Voor zynen Stal verkiest.
9.
Gelukkig Schaapke dat hier leeft,
Die eenen goeden Herder heeft,
Die uw heeft bygestaan,
Zyt hem ondergaan,
En houd hem in weerde,
Die brengt zyn schaapen zo wel groot als klyn,
Voor zynen meester zuiver klaar en rein,
Gezond in zyn stal,
Den Meester die vooral
Hem daar voor loonen zal.
|
|