De vrolyke trompetter
(ca. 1810-1830)–Anoniem Vrolyke trompetter, De– AuteursrechtvrijBlazende op zyn trompet, de nieuwste liederen en aria's die hedendaags gezongen worden
[pagina 32]
| |
Arbeidzaam, welgemaakt en schoon,
Dorst na Lizettes hand te dingen.
Het Meisje, schoon ook een boerin,
Had echter, soms, de stad bekeken,
En hier door was haar hart en zin,
Van veld en kudde gantsch geweken.
2.
Neen, sprak de fiere, zeker, neen!
Geen Boer zal ooit myn ha t verwinnen!
Colin trad nu gramstorig heen,
En ging de zachte Filis minnen.
Nu dorst geen enkle ooer aan haar,
Te denken, noch veel min te vragen,
Zy wachte dus van Jaar tot jaar,
Daar ook geen steêman op kwam dagen.
3.
Thans is zy veertien jaaren oud;
Haar schoon gelaat is gansch bezweken,
En 't meeste dat haar bezig houdt,
Is, kwaad van jonge liên te spreeken,
Zy gloeit van spyt en felle smart,
Als zy Colyns geluk hoort roemen,
Daar zy, in 't heimlyk, in baar hart,
Zig om haar dwaasheid zelf moet doemen!
4.
Meisjes, dle gaarne waart getrouwd!
Laat u Lissett' een voorbeeld wezen,
Dat ge op geen dwaze hoop vertrouwt,
Wyl gy dan ook haar lot moogt vrezen,
Als 't u een brave jongen vraagt
Laat hem dan ook u hand verwerven,
Terwyl gy anders ligtlyk waagt,
Als oude vrysters nog te sterven.
|
|