De vrolyke trompetter(ca. 1810-1830)–Anoniem Vrolyke trompetter, De– AuteursrechtvrijBlazende op zyn trompet, de nieuwste liederen en aria's die hedendaags gezongen worden Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Een Nieuw Lied, van een Meisje, welke door het verlies van haar Vader, Moeder en Broeder van alles verlaaten is, en nu in eenzaamheid moet ronddoolen. Op een Aangenaame Wys. 1. Ik zit nu steeds te zuchten, En overdenk myn ramp, ô Hemel! waar zal ik vluchten, Benauwd my aan alle kant. 2. Aan de Over van dit water, Daar staat een stillen Rots, Och! och myn lieve Vader! Ging wandelen op die Rots. 3. Maar ziet een weinig geleeden, Stort hy van boven neer, Myn Broeder met rassche schreeden, Sprong na en was niet meer. 4. Myn moeder toen zy dit hoorden, Die stierf van de schrik, Het lot was my beschooren, Wat droevig ogenblik. 5. Wat ramp wierd my beschooren, In dit noodlottig uur, 'k Heb Vader en Moeder verloren, En ook myn lieve Broer. [pagina 31] [p. 31] 6. Ik die als Weez' moet zwerven, Geen Vriend nog Maagden meer, En zo moet ik nu sterven, Van droefheid en hartzeer. 7. Nu moet ik eenzaam deelen, Ach! wat rampzalig iot, Door bosschen, velden, hoolen, Doch ik vertrouw op God. 8. Die zal myn troost toe zenden, Zo lang ik leef op aard, Waar ik my keer of wenden, Hy is 't die my bewaard. 9. Ik zal my dus verlaaten, Op hem die 't Al gebied, Geen troost der Mensch kan baten. Van al myn groot verdriet. 10. Vaarwel! dan Waerelds zorgen, Vaarwel dan ydele hoop, Hy zorgt voor den morgen, Van myne Levensloop. Vorige Volgende