De vrolyke zee-lieden, verheugd over de vrye zeevaart
(1800)–Anoniem Vrolyke zee-lieden, De– Auteursrechtvrij2.De Fiolet met brandend vuur,
Zogt by de Roos zyn avontuur,
En meende wel te weeten,
Als dat de Roos hoe fris van geur,
Haar blaaden zyn gespleeten.
| |
[pagina 31]
| |
3.De oude Roos vercierd haar hoofd,
Schoon byna van haar geur beroofd,
Nog met een fris jong spruitje,
Die zy door d' eerste liefde won,
Door het welluidend Fluitje.
| |
4.De dood der Fluit bragt haar in rouw,
En maakte haar tot Weduvrouw,
En koos nu 't Fioletje,
Een jonge Telg der oude stam,
Geteeld by dikke Betje,
| |
5.Het Huwelyk wierd dan ras bepaald,
De Roos en Fiolet die praald,
Op het Huis der Gemeente,
En trouwde daar ook met ekaar,
Tot vreugde der gemeente.
| |
6.In d' Nieuwe Kerk op den Dam,
Toen daar 't verliefde paar in kwam,
Zag men nog grooter zaaken,
De Roos verliet haar Fiolet,
En scheen haar weg te maaken.
| |
7.Maar evenwel zy was bedot,
En vlugten in de Hond in de Pot,
En dagt haar te verschuilen,
De Fiolet die volgde haar,
En scheen zig te bevuilen.
| |
8.Des 's avonds kwam er een Toeslee,
Die nam dat schoone Roosje mee,
En bragt haar na haar Kamer,
De Fiolet ging naar zyn Huis,
Vond zig daar toe bekwaamer.
| |
[pagina 32]
| |
9.Doch Fiolet ging weer na haar,
De vrienden waren by elkaar,
Een elk met zyn beminde,
Dus nam de Bruiloft een begin,
Wyl ieder zig liet vinden.
| |
10.Graauw Erwten schoon wat hart van schil
Gebraaden Vleesch al van een Bil,
Van Stier of Os wilt weeten,
Het overschot dat was voor hun,
Wyl niemand het kon eeten.
| |
11.De Fiolet wilt myn verstaan,
Die moest de wyn nog haalen gaan,
Maar ziet wat zag men komen,
Genever, midden uit het vat,
Een elk dronk zonder schroomen.
| |
12.Des 's morgens toen de dag kwam aan,
Zag men een elk vertrekken gaan,
Hun hoofden suissebollen,
Een elk was even bly van zin,
Door 't Zuipen, Danssen, Lollen,
| |
13.De Roos met haare Fiolet,
Die zouden zamen gaan na Bed,
De Roos verstoord van zinnen,
Die zei: jou mottige Katte Kul,
Ik wil uw niet beminnen.
| |
14.Zo gaat 't Huwelyk thans nog voort,
Al lang niet zo als het behoort,
De Roos met Fioletten,
Verdraagen zig niet met elkaar,
Door vast gebonden wetten.
|
|