Paradox
Afgezien van een sprookje is De Alibicentrale ook nog een satire op het zakenleven. Kapee mag zijn wie hij is, hij vertoont een van Montag-Hofland bekend scherp inzicht in de hedendaagse zeden van die branche, met name als het zoals hier gaat om het verschijnsel van de zakelijke congressen, seminars en symposia. De financiële, zakelijke en industriële achtergrond waartegen alles zich afspeelt is ook van deze tijd, die van de computerwereld. De beschrijving van een bezoek aan aantal vreemde, maar gisse jongelui die een bedrijf van computerprogramma's hebben opgezet is het enige zwakke deel van de roman. De satire is dan wat al te dik.
Het filosofische gehalte van De Alibicentrale is onmiskenbaar, maar is allerminst een last. Montag schuwt de eenvoud van het spannende verhaal geenzins, indachtig zowel Jean-Paul Sartre als Edgar Allan Poe. Het past hier niet iets te onthullen omtrent de rol van de verschillende personages en van de wegen van de Alibicentrale in actie, maar ze getuigen van veel vernuft bij de schrijver. Het lukt Montag ook om het fanatisme van Kapee bijna ongemerkt op te voeren, zodat er ontwikkeling in zit. Wat begon als een spel met de menselijke behoefte aan verdubbeling van de identiteit, ontwikkelt zich tot de grimmige verdediging van zijn ‘bolwerk’, wat gelijk staat aan het behouden van de soevereine controle op zijn bestaan. Over verwantschap tussen Katz van Woerden en Kapee wordt niets gezegd, maar die onthult zich vanzelf. De gesprekken die Kapee uit hoofde van zijn directeurschap voert hebben de spanning van een operatiekamer. De commentaren van de verteller lichten ons in omtrent de innerlijke roerselen van de verschillende deelnemers. Er zijn veel schitterende passages: Kapee moet zich vermommen, maar dat doet hij op een manier dat hij zo louche wordt als hij in werkelijkheid in hoge mate is. Dat leidt tot een kleine verhandeling over ‘de paradox van de goede vermomming’: het is eigenlijk een onthulling, ‘de intiemste onthulling’. Wanneer er staat dat Kapee opereert in een maatschappij die in ‘onzichtbare boeien is geslagen’, is het of je Hofland leest. Wanneer er staat dat het alleen in zijn loods, zijn ‘sarcofaag’, ‘helemaal pluis’ is, precies zo.
Het fascinerende aan De Alibicentrale is dat het Montag is gelukt om met zulke eenvoudige middelen van Kapee een personage te maken waarin hij veel van zijn eigen ideeën kwijt kan: zowel het altijd opspelende verlangen naar totale vrijheid (het libertair-anarchisme) als zijn hekel aan de ‘ostentatieve imperialistische persoonlijkheden’. Soms is De Alibicentrale zo'n suggestief realistisch sprookje dat het hele leven op een alibicentrale gaat lijken. Dan heb je veel lagen aangeboord.
■