Kleinetekstrubriek
Ook aan andere literaire geplogenheden stoorde BBB zich weinig of niet. Neem de stilzwijgende afspraak dat je als literair tijdschrift enkel ongepubliseerd werk opneemt - met uitzondering van af en toe een vertalinkje. Die uitzondering werd in BBB schaamteloos tot regel verheven. Voeg daarbij de sistematiese opname van allerlei ‘materiaal en
BARBARBERALFABET
Samenstelling J. Bernlef, G. Brands, K. Schippers
Uitgever Querido, 376 p., f 49,50
marge’, dat in een ander tijdschrift hooguit de kleinetekstrubriek achteraan zou halen - en je krijgt een periodieke bloemlezing zonder aanzien des onderwerps waarin een regelrechte demokratizering van de informatie aan de orde is: het artistiek of poëties bedoelde wordt níét als ipso facto tot een ‘hogere kategorie’ behorend gepresenteerd. Want bedenk: ook het subliemste gedicht is niet meer dan een assemblage van voorhanden zijnde taalgegevens, een manipuleren van bestaande klanken en betekenissen - net zoals bij de meest banale hetzij louter zakelijke, mededelende of registererende tekst. De verschillen zijn niet diametraal maar gradueel. Vandaar dat dit naast elkaar opstappen in BBB van zogenaamd dagelijks taalgebruik en zogenaamde poëzie zelfs het bijeffekt kan opleveren dat het dagelijkse poëties lijkt en vice versa. Een kwestie van kontekst.
Wat de faktor kontekst vermag wordt op krasse wijze geïllustreerd in Les Chants de Maldoror (1869) waar Lautréamont, in zijn unieke hoogromantiese stijl, de vlucht van een zwerm spreeuwen beschrijft. Pas in 1952 bleek dat hij deze prachtige passus zowat letterlijk had gelicht uit de Encyclopédie d'histoire naturelle van ene dr. Chenu... De vergelijking met wat BBB doet gaat niet helemaal op: alle ontleningen ten spijt (hij deed dat vaker) is het eindresultaat bij Lautréamont steeds een organies geheel. BBB daarentegen blijft, bij definisie, heterogeen, een mozaiek.
En hoogromanties in geen geval. Blijkens eigen of door hen geselekteerde bijdragen maken de redakteuren niet de indruk van ‘gekwelde figuren’. Nuchterheid en understatement zijn troef. En bovenal: een behoorlijke dozis ludieke ingesteldheid - al was de term ‘ludiek’ dertig jaar geleden nog niet voorhanden. Het was ook niet verbazingwekkend dat iemand als Jan Hanlo uitgroeide tot de belangrijkste niet tot de redaksie horende medewerker van BBB. Daar voelde hij zich het meest thuis en het best naar waarde geschat - zoals ik te horen kreeg wanneer ik hem nog om een bijdrage vroeg voor Gard Sivik, of nadien voor Podium. Eigenlijk kende ik BBB in die tijd voornamelijk door toedoen van Jan Hanlo. Zo belandde ik op BBB's ‘Wereldtentoonstelling’, waar hij de openingsrede hield. En ook hij was het die mij (in een brief van 28-3-1960) BBB als volgt omschreef: ‘... m.i. wel een vermakelijk blad - niet zonder stevige dadaïstische worteltjes’. Wat enkel een kompliment kon zijn, komend van de man die zichzelf ooit als ‘neodadaïst’ typeerde...
Het is inderdaad in de sfeer van dadaïsme & randgebieden dat je een niet onaardig deel vindt van de figuren bij wie BBB te leen ging. Het frekwent opduiken van Marcel Duchamp is geen verrassing in een tijdschrift dat de tekstuele readymade met zoveel graagte bedreef. Dus zijn ook van de partij Kurt Schwitters, Hans Arp, Philippe Soupault, René Magritte, Alfred Jarry, Raymond Radiguet, Blaise Cendrars, Georg C. Lichtenberg, en dichter bij ons J.L. Borges en Stefan Themerson - zonder Marianne Moore en een oude bekende als Lewis Carroll te vergeten. Maar de toppers in dit BBB-alfabet, volgens het aantal opgenomen bijdragen, zijn Erik Satie (met twintig) en Jacques Rigaut (met vijftien). Rigaut die, toen hij zich op zijn dertigste van kant maakte, tien jaar door het leven was gegaan ‘met zijn zelfmoord in zijn knoopsgat’: van zo lang voordien dateerde zijn voornemen. Erik Satie, ondanks leeftijdsverschillen een heuse dadaïst, is wellicht de meest nonkonformistiese Franse komponist van deze eeuw. Hij komponeerde bij voorkeur voor piano, instrument als bij toeval ook bespeeld door de reeds vernoemde J. Bernlef. En krijgt Satie in BBB de aandacht in zijn minder algemeen bekende hoedanigheid van schrijver - ook die toont hij zich ten volle waard. De eigen bijdragen van de samenstellers van het BBB-alfabet blijven vrij goed overeind in voormeld illuster gezelschap. En alles bij mekaar: ondanks melige momenten een behoorlijk batig saldo. Voor mijzelf reken ik daartoe alvast de kennismaking met Carl Fredrik Reutersward en Daniïl Charms. En ik heb een groot zwak voor het fragment ‘De taal der bloemen of der sterren’ van Raymond Radiguet. Te vinden onder trefwoord ‘Bandiet’.
Barbarberalfabet (376 blz.) zult u niet in één ruk uitlezen: beschouw het als een marginaal naslagwerk. Het boek weegt 1170 gr. en kost bijgevolg f 42,50 of 853 Bf. het kilogram.
■
De illustraties stonden in Barbarber 56, 1/68, onder ‘Automatisme’.