Vrij Nederland. Boekenbijlage 1990
(1990)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas HeijneDat zijn de goede schrijvers: bij hen neemt de wereld de kleur van hun boeken aan. Zij laten ons zien wat niemand ooit eerder zag, of wat niemand ooit eerder zó zag. Daarna is de wereld nooit meer dezelfde. Ford Madox Ford heette eigenlijk Ford Hermann Hueffer en leefde van 1873 tot 1939. Hij schreef tweeëntachtig boeken, waarvan de meeste alweer vergeten waren nog voor ze goed en wel in de winkel lagen; hij was een schrijver die moest blijven schrijven, omdat hij altijd lezers te kort kwam. Na zijn dood verdwenen zijn leven en werken uit het literaire gezichtsveld en in de overzichten werd hij te boek gesteld als een mislukt schrijver met een goed boek: The Good Soldier uit 1915. Een aantal collega's van Ford vond dat boek beter dan goed. De afgelopen vijftig jaar braken zij - Graham Greene, Anthony Burgess, Eudora Welty - keer op keer een lans voor hem als een van de meest veronachtzaamde schrijvers van deze eeuw. The Good Soldier gaat over een vijfhoeksverhouding. De verteller, de Amerikaan Dowell, beschrijft de verwoestende stormen van emoties en hartstocht die woedden achter een keurige façade: hij en zijn vrouw raken in een Duits kuuroord bevriend met een Engels echtpaar van goede komaf. Voor de façade is alles minzame vriendelijkheid, erachter vechten de personages tegen hun weggedrukte passies. Het is Dowell, wiens vrouw een verhouding heeft met de andere man, die negen jaar lang niets in de gaten heeft. Hij is een verteller die zelf in het duister tast en slechts hier en daar een lichtje ziet flikkeren. Langzaam, beetje bij beetje, heen en weer springend door de tijd, zet hij het verhaal in elkaar. ‘This is the saddest story I ever heard.’ Met die klassieke zin begint Dowell zijn relaas. Maar de werkelijkheid in ongrijpbaar. Keer op keer wordt Dowell tijdens het opschrijven van zijn verhaal gedwongen zijn eigen indrukken te weerleggen, zijn oordelen bij te stellen, zijn meningen te herzien. Is zijn eigen vrouw een lief mens met een hartkwaal of een overspelig serpent? Is de goede soldaat zelf, kapitein Ashhurnham, een oprecht mens in een slechte wereld, een man van eer, of een ploert, een nietsontziende Don Juan, een lafaard bovendien? En zijn vrouw, is zij in laatste instantie een lijdend schepsel dat haar intense liefde voor haar echtgenoot onbeantwoord ziet? Of is zij een keihard, egoïstisch stuk vreten? Niemand is wat hij lijkt. Dat is het probleem: hoe betrouwbaar is Dowell zelf? Iemand vertelt ons een verhaal; moeten we hem op zijn woord geloven? En helemaal, of maar een klein beetje? Critici zijn grofweg verdeeld in twee kampen: sommigen gaan ervanuit dat Dowell voor de auteur spreekt, anderen hebben in mappen vol stellige artikelen beweerd dat de verteller door en door onbetrouwbaar is, dat hij misleid wordt door zijn eigen kortzichtigheid, dat achter zijn woorden een heel ander verhaal wordt verteld. Het is een raadsel. Maar in hun verwoede pogingen dat raadsel op te lossen, vallen de critici in de kuil die Ford voor hen heeft gegraven. Het raadsel is niet op te lossen, daar gaat het in The Good Soldier nu juist om. Wij zijn in staat iemand met ons volle gevoel als een integer en oprecht mens te beschouwen en drie maanden later als de grootste schoft die we ooit zijn tegengekomen. Wat is er met hem gebeurd in die periode? Wat is er met óns gebeurd? En is dat eerste oordeel een volslagen misvatting of slechts een andere versie van de waarheid? Terugkijkend op zijn huwelijk vraagt Dowell zich af of hij die negen jaar dat hij zichzelf gelukkig waande, omdat hij niets van het overspel van zijn vrouw wist, ook werkelijk gelukkig was. Ben je zo gelukkig als je je voelt? Ashburnham is een schoft én een goed mens, Dowell zelf is een betrouwbare én een onbetrouwbare verteller. De waarheid is niet vast te stellen, de waarheid is een indruk. De waarheid over anderen verschilt van maand tot maand, van jaar tot jaar. Het is die dubbelzinnigheid die Ford (hij noemde zichzelf een impressionist) tot de kern van The Good Soldier heeft gemaakt. Wie relaties met anderen aangaat, begeeft zich in een mijnenveld. En de wereld zal nooit meer dezelfde zijn. Want wat was Ford zelf nu eigenlijk voor een man? In de eerste biografie die over hem verscheen, schilderde zijn biograaf Arthur Mizener hem af als een tragische mislukkeling, als een man die zijn hele leven lang nooit de waarheid onder ogen kon zien; de waarheid over zichzelf en die over anderen. Hij was bovendien een bedrieger, een pathologische leugenaar, want in zijn ontelbare autobiografische stukken zette hij de werkelijkheid onbeschaamd naar zijn hand. Maar: in de onlangs verschenen biografie van Alan Judd geven dezelfde levensfeiten een radicaal verschillende indruk. Ford was een intens liefhebbende en genereuze man, het slachtoffer van zijn eigen goedheid, kortom, een oprecht man in een slechte wereld. En in zijn autobiografische geschriften liegt hij niet, maar maakt hij van het leven kunst, dat wil zeggen, hij brengt een hogere waarheid aan het licht. Wie heeft gelijk, Mizener of Judd? Ford zelf zou de eerste zijn om te zeggen dat ze allebei gelijk hebben. Hij besefte dat de waarheid nooit in het midden ligt, maar overal om ons heen, altijd net buiten ons bereik. |
|