Naar Oude Zeug
Wie af en toe eens in de etalage van een boekhandel kijkt, zou vergeven kunnen worden voor de gedachte dat het moment begint te naderen, dat er door Nederlanders meer over reizen wordt gelezen dan er zelf nog wordt gereisd. G.L. van Lennep, columnist van NRC Handelsblad en Het Parool, en auteur van de bundel Koffers (Bert Bakker, 110 p., f 14,90) lijkt me iemand die deze ontwikkeling ten zeerste zal toejuichen. Zodra hij in het buitenland Nederlanders tegenkomt, maakt hij zich schielijk uit de voeten; zelfs wanneer het, zoals in een wintersporthotel te Lech, leden van de koninklijke familie betreft. In dit laatste geval overigens, bij wijze van uitzondering, als uiterste vorm van wederkerige discretie: de auteur en zijn reisgenote konden de Nederlandstalige gesprekken aan tafel bij Juliana, ‘pappie’ en de kinderen te goed volgen en die mensen hadden tenslotte ook vakantie. Hij verzocht om een andere tafel en kwam tussen de rechercheurs terecht. Het was zelfs de vraag of hij, als gast in hetzelfde hotel, de vorstin wel een prettige jaarwisseling moest wensen. Gelukkig neemt ze zelf het initiatief. Van Lennep is haar daarvoor terecht dankbaar. De bedachtzaamheid van koningin Juliana vormt echter in deze bundel reiscolumns een zeldzaamheid. De wereld van de heer Van Lennep is vol ongemakken. Dat komt doordat hij weet hoe de dingen horen, maar vrijwel niemand anders daarvan op de hoogte schijnt te zijn. De wereld is verre van efficiënt georganiseerd, en de medemens is overwegend - laten we er maar geen doekjes om winden - tamelijk dom. De moeilijkheid is dat men, zodra men op reis gaat, al snel afhankelijk wordt van andermans efficiëntie en organisatievermogen. Op zijn reizen komt G.L. van Lennep dan ook nauwelijks aan het genieten van zijn omgeving toe. Hij is vooral bezig met het oplossen van onderweg opdoemende problemen. Zijn houding daarbij is de enig juiste: een
gezonde dosis ironie. Dit leidt soms tot fraaie formuleringen. De gang van zaken op een luchthaven wordt vergeleken met de oude militaire dienst: ‘Haasten van het ene wachten naar het andere.’ En wanneer alle IJsselmeerhavens vol blijken te liggen en hij met zijn boot wordt doorverwezen naar Oude Zeug, bromt hij: ‘De naam zegt het al. Daar wil geen hond liggen.’ De tips die Van Lennep aan zijn lezers verstrekt, zijn zonder meer behartenswaardig. Stel, u moet bijvoorbeeld op Navo-oefening naar Duitsland, of u was van plan een Himalaya-reus te gaan beklimmen en u weet niet exact hoe een veldbed in te richten, dan is dat alles in deze bundel te vinden. Nescio wist al dat de avond niet valt, maar optrekt. Nachtelijke koude ook, dus houdt daar rekening mee met uw veldbed. Rest ons nog de ellende met de conventionele pyjama - pijpen en mouwen gaan 's nachts vanzelf omhoog en men slaapt altijd op de knoopjes - doch ook hier bestaan oplossingen voor. Toegegeven, er zijn ook gewone, simpele zielen die al slapen voordat hun hoofd het kussen goed en wel heeft geraakt. Maar daar komen nu eenmaal geen grappige stukjes van.
NM