Afgeprijsd
De toenmalige eerste secretaris van de Nederlandsche Schaatsenrijdersbond, mr. J. van Buttingha Wichers, publiceerde in 1888 het standaardwerk Schaatsenrijden (reprint, De Slegte, 336 p., f 24,50, met register). Hij voorzag zijn boek van een voor het huidige seizoen zeer toepasselijk motto, regels van de in zijn tijd gevierde dichter A. Bogaers, ook al een meester in de rechten:
Noem het een weelde, bij 't suizen der blâren
's Zomers de koelte te drinken in 't woud
Moest ik er 't ijs en de schaatsen voor geven,
(Lach wien het lust!) ik begeerde het niet.
Wichers geeft - uitgebreid met beeldmateriaal en poëtische specimina - geïllustreerde, historische overzichten over sneeuwschoenen, benen en ijzeren schaatsen en koude winters, alsmede een handleiding bij ‘vooroefeningen’, het schaatsen recht vooruit, kuren en figuren, banen en reglementen, kunstijsbanen en niet in de laatste plaats de ongelukken op het ijs. Hoe bereidt de schaatser zich voor op de tocht?
‘Men sta 's morgens niet te laat op en neme gedurende een korten tijd een koud bad. Na het lichaam met een ruwen doek goed afgedroogd te hebben, wrijve men de beenspieren stevig met een stuk flanel hetwelk gedoopt is in arnica of kamferspiritus. In den laatsten tijd gebruikt men daarvoor hippacea, een middel dat uitmuntend schijnt te bevallen en te verkrijgen is bij W.F. Timberley & Co., Amsterdam, Binnenkant 44.’ Bij het rijden in een wak biedt verzet door wilde gebaren volgens Van Buttingha Wichers weinig troost: men kan zich het beste overgeven, met de handen stijf omhoog.
Hoe hield men 's zomers de champagne koel in de tijd dat er nog geen koelkasten waren? A.W. Reinink en J.G. Vermeulen stelden er een boek over samen: IJskelders. Koeltechnieken van weleer (De Slegte, 290 p., f 24,50, met register). Een rijk, en rijk geïllustreerd, boek geschreven in een taal waarvan de rijkdom hier en daar al te unverfroren voorkomt: ‘Als wij ons de vraag stellen naar de aansluiting van de ganse materiële cultuur rondom het natuurijs bij de behoefte van de mens, dan blijkt die behoefte in sommige opzichten heel vitaal, in andere opzichten van een marginaal en opgeklopt luxe-karakter te zijn. En als wij dan, tenslotte, onze vraag doortrekken naar de artefacten die ons van die materiële cultuur zijn overgeleverd - de ijskelders, de ijshuizen, de ijskasten en de andere instrumenten - dan beseffen wij dat deze kwestie van de aansluiting van de historische materiële cultuur bij de behoefte van de mens de cruciale kwestie hoort te zijn bij onze waardering van deze artefacten. Daarbij zullen wij dus moeten erkennen dat met name de historische behoefte aan natuurijs bij de mens een dubbelzinnig of zelfs polivalent karakter kan hebben.’ Ondanks de ondubbelzinnige behoefte aan opgeklopte formuleringen van de samenstellers is IJskelders een zeer informatief boek. Met aandacht voor gebruikers, winning, opslag en distributie in West-Europa en Amerika, het gebruik van sneeuw en ijs bij Grieken en Romeinen, een zomerse ijstocht door Europa, ‘grootkapitaal en natuurijs’, architectonische aspecten van ijskelders en ijshuizen, ‘natuurijs en vishandel’, etc.
Stel je wilt het schilderij Zicht op de tuin, Gedempte Gracht 34 van de negentiende-eeuwse Nederlandse schilder Bart van Hove aan een nauwkeurig onderzoek onderwerpen: hoe vind je dat? Christopher Wrights Paintings in Dutch Museums biedt uitkomst (De Slegte, 587 p., f 29,50). Wright meldt dat betreffend doek in het Haags Gemeentemuseum hangt. Zijn boek bevat een index van olieverfschilderijen in Nederlandse openbare collecties, van kunstenaars vóór 1870 geboren, ook van buitenlandse artiesten.
Het is altijd prettig naslagwerken als dat van Christopher Wright te controleren. Hij vermeldt bijvoorbeeld Hiëronymus Bosch' drieluik De tuin der lusten nergens en dat klopt: het is eigendom van het Madrileense Prado. Dat weten we uit de schitterende monografie die Peter Beagle over dit drieluik schreef: The Garden of Earthly Delight (De Slegte, 127 p., f 8,95). Met veel literatuur- en kunsthistorische eruditie beende Beagle Bosch' panelen uit, die alles hebben van een volkskundige en cultuurhistorische compilatie. Net als overigens Breughel eiste Bosch heel wat geestelijke bagage van zijn toeschouwers om zijn werk in breedte en diepte te kunnen doorgronden.
W.H. Auden en Louis Kronenberger stelden The Viking Book of Aforisms. A Personal Selection samen (Scheltema Holkema, 430 p. f 24,90). Met meer dan drieduizend wijze en wijs geformuleerde woorden van ruim vierhonderd auteurs, thematisch verzameld en via een register op trefwoord of schrijversnaam terug te vinden. Een rijke bron voor schrijversmotto's of (gestolen) wisecracks aan de borreltafel. Vooruit, ééntje dan, van Ralph Waldo Emerson: ‘Het is een luxe te worden begrepen.’
Voor de liefhebbers van catalogi en paarden verscheen in 1889 Mosemans' Illustrated Guide for Purchasers of Horse Furnishing Goods. Imported and Domestic. Novellities and Stable Appointments (reprint, Scheltema Holkema, 303 p. f 49,50). Vol schitterend gegraveerde afbeeldingen van ‘stalrequisieten’ als rieken, bezems, klemmen voor paardestaarten, borstels, kammen, zweetschrapers, trimscharen, hoefhaken, laarzen voor stalknechten en koetsiers, Dietz' tubular driving lamp, draagbare telefoons, zadels, ruiven en wandelstokken met daarin een meetlat om het ros te meten. Verder natuurlijk halters en bitten in alle mogelijke soorten en maten, zwepen, tomen, en stijgbeugels. Intrigerend ook zijn alle afgebeelde potjes ‘oils and dressings’ - Gladding's sperm-oil, Evan's saddle paste - vooral waar het de apotheek van de dierendokter betreft: W. Clark's eurasthenipponskelesterizon, pasiatreusis, of hoplemuroma. Sommige preparaten dienen zowel paard als ruiter, bijvoorbeeld het which hazel-extract van het gedeponeerde merk ‘Veterinary’. Een fraaie afdeling in deze hippische catalogus geeft een overzicht van verkrijgbare horse clothing and fly nets. Stoffen van variabele dikte in kleurige schotse ruitjes of arabisch streepje, wintermutsen, jurken met split aan de achterzijde of doorzichtige muskietennetten, al naar behoefte van mode en seizoen.
De ‘wyd-beroemde heer en Mr.’ Romeyn de Hooge maakte schitterende ‘konst-platen’ bij de bijbel. Ze werden verzameld in Alle de voornaamste historiën des Ouden en Nieuwen Testaments (folioformaat, Scheltema Holkema, 286 p., f 47,50). De eerwaarde theoloog Henricus Vos verklaarde de prenten ‘omstandig’ en leverde er puntdichten bij. Levendige taferelen die tot de verbeelding spreken. Bijvoorbeeld ‘Israël door Moabitische wyven tot Hoerery en Afgodery verleid’. Vos dichtte bij deze prent:
Door Moabs Hoeren-list danst Isr'el om de Goden
Men eert het schendig Beeld, zoo streng van God verboden
De Grooten knoopt men op; de kleinen bloeden dood
Het schand-paar werd gespiest
ATTE JONGSTRA