Onzichtbaarheidshorizon
De duizelingwekkende vorderingen van de wetenschap en vooral de electronica zijn prominent in zijn essays aanwezig, maar Hardison is niet geïnteresseerd in het populariseren van vindingen en ontdekkingen in de gespecialiseerde domeinen van kunst, wetenschap of technologie. Evenmin behoort hij tot het almaar groeiende koor van profeten van The New Age, die zo gemakkelijk en zalvend theoretische natuurkunde, oosterse meditatie, computerkunst, biodynamische teelt en psychotherapie door elkaar klutsen, tot er één weeë ‘positieve’ oersoep overblijft.
Hardison bedrijft cultural criticism, een bezigheid waarvoor geen goed Nederlands woord is omdat het een soort publikatie is die in Nederland nauwelijks voorkomt. In zijn essays vertrekt Hardison vanuit een ruimhartig humanistisch standpunt waarin alle menselijke activiteiten van sport en beeldhouwen tot genetische manipulatie deel uitmaken van één en hetzelfde weefsel, de hedendaagse cultuur; hem gaat het om de subtiele verbanden tussen die gebieden en de beschouwingen die ze uitlokken.
De metafoor voor de cultuur van de twintigste eeuw is volgens Hardison ‘verdwijnen’. In de vorige eeuw beschouwden de wetenschappen de natuur vanaf een gemiddelde afstand en vanuit het vertrouwen te maken hebben met een stabiele, compacte materie. In onze eeuw bestudeert de wetenschap een ongrijpbare materie die zich ophoudt achter het zichtbare. De mate waarin met enige betekenis gesproken kan worden van het ‘bestaan’ van het object van bij voorbeeld de natuurkunde is zozeer afhankelijk van de mathematische modellen en gebruikte meetinstrumenten, dat Hardison rept van het verdwijnen van de natuur. Waar de moderne wetenschap zich mee bezighoudt, (het oneindig grote en het oneindig kleine), bevindt zich aan gene zijde van onze ‘onzichtbaarheidshorizon’. De vraag rijst of we ooit wel meer kennen, in de strikte zin van het woord, dan onze eigen constructies en creaties.
‘Eva Retriever’, NASA-robot, 1986
De moderne ervaring, zoals Hardison het noemt, is ook terug te vinden in de architectuur, de beeldende kunst, en de literatuur. De steeds grotere afhankelijkheid van technologische middelen resulteert in een groeiende universalisering en een vervaging van het onderscheid tussen wat natuurlijkerwijs plaatsvindt en wat kunstmatig tot stand komt. De vanzelfsprekendheid van wat geschiedenis is, wat natuurlijk is, wat uniek en origineel is, en zelfs de betekenis van het woord ‘menselijk’ lijken geleidelijk te verdwijnen.
In Hardisons ogen staat de hedendaagse cultuur op een turning point waarop al die beproefde, eeuwenlang geldende begrippen plaats maken voor iets nieuws. Zelf omschrijft hij het als een beweging naar het onbekende, die uitdagend, verwarrend en soms beangstigend is. Maar de toon waarop hij vervolgens de ingrijpende veranderingen in de architectuur, de kunst en de literatuur aanpakt is monter en vol verwondering. Er is geen enkele plaats voor nostalgie, alles maakt deel uit van het oneindig avontuur dat De Menselijke Evolutie heet.
In het derde essay, met de titel ‘The Poetry of Nothing’, wordt het verdwijnen van de taal onder de loep genomen. Hardison begint zijn uiteenzetting, niet ongebruikelijk, bij Un Coup des Dés van Mallarmé en ziet daarin een wanhopig gevecht van de dichter tegen de stilte, die voor het eerst in de vorm van lege ruimten op de pagina in het gedicht zelf betrokken wordt. Maar evengoed is het beroemde gedicht een worsteling met de willekeurigheid van de manier waarop woorden zich tot hun betekenis verhouden. Zo komt Hardison terecht bij de toevals- en klankexperimenten en provocaties van Dada en de vondsten van de concrete poëzie. Hij ziet een verband tussen deze verkenningen aan de grens van de taal en de poëtische produkten die men verschillende generaties computers heeft weten te ontfutselen.
Hier duikt een heel opvallende trek van Hardisons denkwijze op. Voor Hardison is de definitie van moderne cultuur bijna synoniem met de esthetische kwaliteiten van de moderne wiskunde. Niet de ouderwetse wiskunde van onwrikbare axioma's, kegels, bollen, hoeken en piramiden, maar de onorthodoxe wiskunde van Mandelbrot en zijn fractale figuren, van de paradoxale en elegante constructies die de bewegingen van sub-atomaire deeltjes beschrijven. De wiskunde als een spel met de ordening van een labyrint, de schoonheid van dat spel is de schoonheid die Hardison kenmerkend vindt voor de hedendaagse cultuur.