Het einde van de Verlichting
De filosofische grondslagen van het liberalisme - en hoe de VVD ze sloopte
Over het staatsbestuur door John Locke Inleiding G.A. den Hartogh Vertaling F. van Zetten. Uitgever Boom (Boom Klassiek), 220 p., f 35,-
Sterke posities in de politieke filosofie door Grahame Lock, Herman van Gunsteren, Etienne Balibar Uitgever Stenfert Kroese, 170 p., f 37,50
Afscheid van de verlichting Liberale verwarring over het eigen filosofisch fundament door Hans Charmant, Percy B. Lehning Uitgever Donner, 147 p., f 20,-
Bart Tromp
Van de klassieke politieke theorieën hebben die van Machiavelli en Hobbes de slechtste naam. ‘Machiavellistisch’ is nog steeds een negatief bijvoeglijk naamwoord; rond de leer van Hobbes hangt een nauwelijks minder uitgesproken waas van verdachtmaking en verdenking dan in de tijd dat zijn boeken werden verbrand en hijzelf bijna ook. Toch ging het hier om twee door en door integere burgers en staatsburgers. Na de val van de Florentijnse republiek werd de ex-geheimschrijver Machiavelli gemarteld, verdacht van samenzwering tegen het nieuwe regiem van de Medici. Geheel ten onrechte. Met zo mogelijk nog grotere scrupulositeit gedroeg Thomas Hobbes zich in de moeilijke tijden van de Engelse Burgeroorlog.
Hun slechte naam verdienen zij niet, zeker niet als men deze vergelijkt met de goede die John Locke altijd heeft genoten. Kwaadwilligen hebben wel gewezen op zijn beleggersbelangen in de slavenhandel, maar daar stond genoeg tegenover om hem met zijn eigendomstheorie niet alleen vader van het moderne liberalisme, maar evenzeer van het socialisme te doen zijn.
Het was natuurlijk geen geheim dat Lockes patroon, Lord Shaftesbury, vanaf 1672 tot zijn verbanning en daaropvolgende dood in de Republiek niet alleen een van de invloedrijkste politici in Engeland was geweest, maar ook de aanvoerder van de oppositie tegen de politiek van Karel II, met name tegen diens plannen zijn (katholieke) broer Jacob tot troonopvolger te bestemmen. Al die jaren was Locke Shaftesbury's lijfarts, vertrouweling en geheimschrijver, maar al vanaf de negentiende eeuw, toen Locke als politiek theoreticus werd herontdekt, is zijn mogelijke betrokkenheid bij de feitelijke politieke controverses van zijn dagen geminimaliseerd of ontkend. Het gewenste beeld van de grote denker verdroeg zich niet met de gedachte aan directe politieke betrokkenheid.
Sinds twee jaar is het met deze John Locke gedaan. De magistrale studie van Richard Ashcraft (Revolutionary Politics & Locke's ‘Two Treatises of Government’) heeft op overtuigende wijze aangetoond dat Locke niet alleen wist van de samenzwering tegen Karel II, maar tot over zijn oren betrokken was in verschillende complotten om de koning af te zetten, te doden of te verjagen. Ashcrafts boek begint met een scene die als opening voor een thriller niet zou misstaan: ‘The Secretary of State listened with intense interest as the man across from him confessed his involvement in a plot tot assassinate the king and spoke of the activities of many others who plannend to raise a general insurrection in Engeland. Within hours of this confession, John Locke hastily departed from London, taking with him the unfinished manuscript of the Two Treatises of Goverment.’
Maar wat voor consequenties heeft deze informatie voor onze waardering van Lockes politieke teksten, met name natuurlijk voor het Second Treatise? Zijn er wel zulke consequenties? Gaat het bij een politieke theorie als die van Locke niet in de eerste en laatste plaats om een tekst die gelezen moet worden, en is de levensloop van de auteur daarbij niet een te verwaarlozen factor? Volgens een bepaalde opvatting in de politieke filosofie liggen de zaken zo. Die opvatting is gerechtvaardigd zolang men voor ogen houdt dat met dit uitgangspunt niets zinnigs valt te zeggen over de politieke lading van zo'n tekst in de omstandigheden waarin hij geschreven werd en verscheen.
Wat dit laatste betreft is Lockes Second Treatise altijd gehouden voor de politiek-theoretische legitimatie par excellence van de Glorious Revolution van 1689, die niet alleen stadhouder Willem III en zijn vrouw Mary op de Engelse troon bracht, maar ook de vestiging van een constitutionele monarchie betekende. Na het imposante speurwerk van Ashcraft is deze interpretatie niet langer houdbaar. Locke's geschrift had een veel scherpere politieke lading, en was in feite gericht op een veel verder gaande vorm van parlementaire democratie, met een vrijwel algemeen kiesrecht, (voor mannen?).
John Locke (BBC Hulton Picture Library)