Vrij Nederland. Boekenbijlage 1990
(1990)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Hoffman's honger door Leon de Winter Uitgever De Bezige Bij, 290 p., f 29,50Carel PeetersHoffman's honger is een roman met een verleden. De titel van De Winters ‘reportage’ Vertraagde roman (1982) heeft er betrekking op omdat de schrijver daarin zijn aarzelingen niet kan overwinnen om aan de roman te beginnen, hoewel hij precies vertelt hoe het boek eruit moet gaan zien. In Kaplan, uit 1986, is de hoofdpersoon een schrijver die Hoffman's honger niet alleen al geschreven heeft, hij gaat zelfs naar Rome om de première te bezoeken van de verfilming. Het boek moet dus zo'n tien jaar in het hoofd van De Winter hebben rondgedraaid, een respectabele incubatietijd. Er is in die jaren wel iets veranderd in het schrijverschap van De Winter. Van een geslepen componist van door elkaar heen lopende verhalen die toch met een draad van Ariadne verbonden zijn, veranderde hij in Kaplan in een schrijver die de last van de literatuur van zich afwierp om zich onbezwaard te kunnen laten gaan in Cosmo-proza: tegen de lectuur aanleunende literatuur die lonkte naar een ‘groter publiek’. Van deze knieval is De Winter nog niet hersteld, blijkens Hoffman's honger. Hij moet zich gesteund hebben gevoeld door postmoderne literatuur (waarin genres door elkaar heen lopen) om in Hoffman's honger elementen van de spionageroman te verwerken. Ook al ‘mag’ dit van het postmodernisme, en ook al is het bon-ton om hoge en lage culturele sferen nadrukkelijk met elkaar in verband te brengen, betere literatuur levert het niet op. In het werk van De Winter zit altijd al veel onbekommerd weglezend vulsel, de echte spionage-elementen in Hoffman's honger zijn overbodig. Ik weet niets van spionageromans, maar als dit de ingrediënten zijn kan ik ze zelf schrijven. Nog veel erger is dat deze vermenging van genres tot gevolg heeft dat het steeds onduidelijker wordt wat De Winters eigen toon en stijl is. Hij laat zich zo meeslepen door de conventies van bepaalde genres dat hij er helemaal in dreigt op te gaan. Het enige dat hem redt is een enorme flair, het vermogen om verschillende registers aan te wenden. Daardoor komt hij soms nog in de buurt van echte literatuur, want ook dat is een register voor hem. Het duidelijkste teken van De Winters stilistische flair én aftakeling is een retorische manier van schrijven, het best te illustreren aan zijn gebruik van de verleden tijd. Wanneer de verteller in Hoffman's honger voor de stoffering van het verhaal iets over het verleden van zijn personages vertelt (en dat gebeurt vaak) doet hij dat louter in de vorm van ‘had’ of ‘hadden’. Uit één alinea: ‘De afgelopen avond hadden ze een Hongaars restaurant bezocht’; ‘iedereen had een grijze lap’; ‘Freddy had er drie van zijn buren overgenomen’; ‘sommigen hadden zich voorbereid’; ‘een autodealer uit Wisconsin had gezworen’. Dit is wel een makkelijke manier om het verleden in het verhaal te betrekken, maar ieder literair raffinement is verdwenen. | |
DogmaOp literair raffinement is De Winter niet uit. Hij heeft zich in zijn hoofd gezet dat zijn schrijverschap in het teken moet staan van het goedkope en dure, van de kitsch en de literatuur, het banale en verhevene, van het aardse en mythische, van het lage en hoge, want daaruit zou de werkelijkheid bestaan. Dit nieuw-realistische dogma betekent dat niet meer de hersens en gevoelens van schrijver de motor zijn van de verbeelding, maar een vastgeroest idee over de werkelijkheid buiten hem. Om deze contrasten tussen het banale en verhevene te bereiken zijn extremen nodig en dan wordt het al snel gezocht, kitscherig en karikaturaal. In Hoffman's honger worden de contrasten zo opgevoerd dat de lezer bijna gewurgd wordt, een gevoel te vergelijken met het zien van de meest barre scènes uit William Styrons Sophie's Choice. De hoofdpersoon van Hoffman's honger is een negenenvijftigjarige diplomaat die uiteindelijk toch nog tot ambassadeur is benoemd in Praag. Een verheven post, maar Hoffman is een banaal mens, zoals hij zelf maar al te grif toegeeft. Hij heeft een gargantueske honger, is alcoholicus en lijdt aan slapeloosheid. Hij heeft een bar reactionaire levensfilosofie die weliswaar ‘nihilistisch’ en ‘anarchistisch’ wordt genoemd, maar dat zijn suggestieve interessanterigheden die in tegenspraak zijn met wat er uit zijn mond komt. (Het lijkt erop dat Kellendonk met Gijselhart, de vader in Mystiek lichaam, een vrijbrief heeft gegeven om personages zo hersenloos mogelijk te maken). Het probleem is niet dat Hoffman een antipathiek romanpersonage is (zoals de groteske Gijselhart), maar dat zijn extremiteiten een bordpapieren indruk maken, hoezeer De Winter er ook achtergrond aan probeert te geven. Het probleem is ook niet de verbinding van het banale en verhevene, maar de onwaarachtigheid, het bedachte ervan. Hoffman vindt op de zolder van zijn nieuwe ambassadeurswoning een uitgave van Spinoza's Verhandeling over de verbetering van het verstand en leest het boek gedurende de crisisvolle maanden in zijn leven die de roman beslaan (eind juni 1989 tot het eind van het jaar). Het boek gaat over het verkrijgen van zuivere kennis en Hoffman bestudeert het - al schransend tijdens de slapeloze uren - maar vasthoudend. In zijn door doodsdrift beheerste toestand kan hij wel wat zuiver denken gebruiken, maar het boek staat buiten zijn problemen en daar blijft het omdat hij er in de praktijk geen moment lering uit trekt. Ook het fanatiek lezen van Spinoza behoort tot zijn buitensporigheden (zoals het drinken en eten), maar juist daarmee wordt Hoffman een lege huls. Daardoor blijft er helemaal niets meer van hem over en is hij louter ‘slachtoffer van de omstandigheden en slachtoffer van zijn driften’. Dat zou anders geweest zijn wanneer Hoffman van De Winter een boek te lezen had gekregen dat nauwer aansloot bij diens situatie, een boek dat hem rechtstreekser met zijn existentie confronteerde (La nausée bijvoorbeeld) waardoor zijn bestaan echt op scherp gesteld zou worden. Nu betrapte ik me erop dat ik verdiept raakte in de citaten van Spinoza en het lot van Hoffman verdween op die momenten uit het zicht. De schrijver in Vertraagde roman zegt dat zijn roman Hoffman's honger ‘cynisch, tragisch en lachwekkend’ moet worden. Een aantrekkelijk drietal dat zich niet onbetuigd laat in de uiteindelijk geschreven roman. Hoffman eet pathologisch, maar kotst het daarna steeds weer uit. Omdat hij chronisch geconstipeerd is krijgen we hem (met zijn representatieve verheven positie) geregeld te zien in hele aardse situaties op de wc. Ooit, zo wordt verteld, wilde Hoffman de positivistische filosoof Karl Popper naar de kroon steken met het schrijven van een bundel essays, maar dat plan verliep en nu is hij vooral verslaafd aan kranten en alle denkbare reclamefolders en is hij geabonneerd op de ‘Direct Mail Club’. Wurgend is wat verteld wordt over de tweeling Esther en Mirjam, Hoffmans dochtertjes van wie hij zielsveel hield. De een overlijdt als klein meisje aan een bloedziekte, de ander raakt aan de heroïne, wordt hoer en overlijdt aan een overdosis. Hij krijgt (alsof het niet genoeg is) een pornofilm te zien waarin ze optreedt. Tot het curriculum van Hoffman behoort dat hij een jood is en dat zijn ouders in de oorlog zijn vergast. Hij is een overlevende die niet weet waarom hij de oorlog heeft overleefd. Toch is deze persoonlijke tragedie niet de achtergrond van zijn verdorven manier van leven achter de façade van zijn diplomatieke nette pak: ‘Zijn vorm van honger,’ staat er, ‘werd geboren toen de eerste mens geboren werd, duizenden jaren geleden, toen Honger en Angst één woord waren.’ Dat zijn persoonlijke tragiek (ook zo groot bij Vondel, over wie zijn vrouw Marian al jaren bezig is een boek te schrijven) niet de echte achtergrond van Hoffmans ‘honger’ is brengt de roman op een ander en bijna ongrijpbaar plan. Wanneer hij aan het bekomen is van een hartaanval heeft hij het tegenover de Tsjechische journaliste Irena Nová (die een dubbelagente blijkt te zijn) over een ‘mythisch schuldgevoel’. In dat licht moeten we hem proberen te zien, maar dat lukt mij niet. ‘Mythisch schuldgevoel’ is geen kleinigheid; er is een schrijver als Kafka voor nodig om het over te kunnen brengen. Hoffman wordt er niet een personificatie van omdat zijn verklaring voor dat schuldgevoel en zijn behoefte aan ‘boetedoening’ een papieren indruk maakt. Die zijn te veel van horen zeggen: ‘Het genieten van de overvloed,’ zegt hij tegen Irena, ‘veroorzaakt een knagend schuldgevoel, mevrouw Nová, ‘we weten niet waarom we er recht op hebben, waarom wij de uitverkorenen zijn. Allereerst veroorzaakt overvloed twijfel en verlamming... zoals wat kies je, wat laat je liggen? En elke dag kijken we naar een kastje in onze huiskamers en moeten we kiezen tussen beelden van miljoenen doden in verre landen, creperend van de honger, en beelden van een amusementsprogramma. We blijven vasthouden aan onze positie, niet wetend hoe lang we die nog hebben, en terwijl we onze overdadige diners verteren worden we verteerd door een mythisch schuldgevoel.’ Dat dit schuldgevoel en deze tragiek van papier blijven heeft wellicht te maken met het feit dat De Winter in de roman geen enkele aanwijzing geeft (of wil geven) dat Hoffmans ‘honger’ voortkomt uit de persoonlijke tragiek in zijn leven, en dáárdoor tot dit algemenere besef zou zijn gekomen. Nu is het omgekeerd: dat mythisch schuldgevoel bezat hij altijd al (zoals de hele mensheid). Het is tragisch dat het de meest tragische momenten in Hoffman's honger zijn die het minst overtuigen terwijl ze bedoeld zijn om in de hele roman door te werken. Zoals de scène aan het sterfbed van Esther. Haar vader bezweert haar dat ze beter zal worden, maar ze weet zelf dat het niet zo is: ‘Nee. Laat me maar zo. Ik weet 't,’ zegt ze. Dit ‘Ik weet 't’ spookt jaren door Hoffmans hoofd en hij wil weten wát zij dan wist. Door Hoffmans jacht op het antwoord op deze vraag wordt de suggestie gewekt alsof Esther een kleine zieneres is die ‘wist’ dat de wereld zo in elkaar zit dat kleine meisjes dood kunnen gaan. Het lezen van Spinoza's Verhandeling wordt met deze jacht op het antwoord ook in verband gebracht (‘De filosoof van het zuivere weten kon hem naar zijn dochter wijzen’), maar ook weer niet. Als hij de redeneringen van de filosoof niet altijd kan volgen denkt hij ‘ach ik vermaak me ermee, wat maakt het uit’. | |
DiplomatiekDe indruk zou kunnen ontstaan dat Hoffman's honger alleen over de teloorgang van Hoffman gaat. Dat is jammer genoeg niet zo, zoals het ook jammer is dat het een roman in de derde persoon is, waardoor De Winter veel te virtuoos boven de materie hangt. De roman begint al met een personage dat net zo'n veelvraat is als Hoffman, Freddy Mancini, een Amerikaanse toerist in Praag die 350 pond weegt en die toevallig getuige is van een politieke kidnapping. Dan is er John Marks, iemand van de Amerikaanse geheime dienst, die Freddy later ondervraagt en vijf jaar lang een verhouding met Hoffmans vrouw heeft gehad in de tijd dat hij diplomaat in Houston was. Met de kidnapping staat Irena Nová in verband, de journaliste aan wie Hoffman verslingerd raakt (waardoor hij zijn levensdrift even terugkrijgt). Voor haar doorbreekt hij elke diplomatieke code en zorgt dat er geheime papieren worden doorgesluisd. Deze ‘spionage-elementen’ maken de roman enigszins labyrintisch, maar dat is dan ook alles. Ze kunnen allemaal gemist worden, behalve de rol van Irena. Een roman waarin dit allemaal voorkomt en waarin bovendien de drijfveren van de hoofdpersoon worden voorgesteld als die van de eeuwig dolende, ‘niet afgemaakte jood’, moet op zijn minst virtuoos zijn. Dat is Hoffman's honger zonder twijfel. Maar de tegenstellingen tussen de diplomatieke deftigheid en de verdorven levenswandel van Hoffman worden met te veel genoegen uitgebuit. Helemaal zeker ben ik niet van mijn kwalificatie ‘onwaarachtig’ omdat Hoffman als hedendaagse personificatie van eeuwige onlustgevoelens en een ‘mythisch schuldgevoel’ ongrijpbaar is. Aan het slot wil hij het jaar 2000 nog meemaken om van de twintigste eeuw afscheid te nemen: ‘Ik wil hem zien doodgaan. Dat is de enige manier om 'm alles nog een beetje betaald te zetten.’ Het kan zijn dat het voor anderen heel waarachtig is, op mij maakt het een bedachte indruk, alsof het om de uitwerking van een geleend idee gaat. Wel weet ik zeker dat De Winter het virtuoos te bont maakt en op basis van dit even grote als dunne idee een roman heeft geconstrueerd met een bedrieglijke flair die mij soms meesleepte. De schrijver in Vertraagde roman werd ontroerd als hij aan zijn toekomstige cynische, tragische en lachwekkende personage Hoffman dacht. De roman is met retorisch meesterschap geschreven, maar ontroerd werd ik niet door Hoffmans verheven banaliteit. ■ |
|