Pockets
Aidan Mathews is een jonge, reeds meermalen onderscheiden Ierse auteur met twee dichtbundels en drie toneelstukken achter zijn naam. Met Adventures in a Bathyscope (Sceptre, 225 p., f 23,20) maakt hij zijn debuut als schrijver van korte verhalen. Mathews gedraagt zich echter allerminst onwennig op dit nieuwe terrein. De bundel bevat veertien proeven van bekwaamheid, tegen zulke uiteenlopende achtergronden als een kleinseminarie, een Grieks eiland, Oost-Engeland, Californië en Nagasaki. In weer andere gevallen komt het verhaal de huiskamer niet uit. De verbindende factor is dat Mathews is gezegend met de aloude Ierse liefde voor het gesproken woord. Mensen zijn bij hem voor een belangrijk deel wat ze zeggen. En zelfs wanneer ze nadenken of mijmeren, bijvoorbeeld om zich heen kijkend in een stadsbus, doen ze dit als het ware hardop, alsof ze vast op de treffende formulering aan het oefenen zijn. De hoofdpersonen worden dan ook slechts summier beschreven. Ze stellen zichzelf voor door hun conversatie. Een echtpaar: ‘I tell you this,’ said Harry. ‘The next house we buy, it's going to be...’ ‘Within spitting distance of a hospital,’ said Joan. ‘Within spitting distance,’ said Harry. Volgt een Pinter-achtig gesprek tussen twee mensen die elkaar weinig nieuws meer te melden hebben, onderbroken door ironisch, rechtstreeks tot de lezer gericht commentaar van de verteller.
Mathews heeft een groot gevoel voor de tragiek van de alledaagsheid. Een zestigjarige man ziet zijn vrouw per ongeluk in het bad en schrikt van de aanblik. In vijftien prachtige bladzijden trekt zijn verwarring aan ons voorbij. Een andere man hoort van de specialist dat hij nierontsteking heeft, dat het erger zal worden, en dat er in feite geen hoop is. De medicus toont slechts professionele belangstelling. De patiënt gaat naar Italië om op een mooie, katholieke manier vaarwel te zeggen tegen het leven. Hij eet en drinkt goed, en bezoekt heilige plaatsen. In Poggio raakt hij in gesprek met een monnik. Hij vertelt over zijn ziekte: ‘Het is geen nefritis,’ zei John, ‘het begint met nefritis.’ ‘Het moet ergens beginnen,’ zei de monnik. ‘Je moet het laten groeien. Je moet er een groei-ervaring van maken.’
Yours Faithfully (Pan, 130 p., f 25,15) wordt aangekondigd als een bundel met brieven van ‘beroemdheden’ over God. Ze werden verzameld door Jeff Thorburn. Op de kaft zien we een hand uit de wolken komen om een brief aan te pakken. De afzender is zo attent geweest er een luchtpostenvelop voor te nemen. De beroemdheden in het boek zijn allen mensen die men blijkbaar behoort te kennen uit de Britse media. Het zijn voornamelijk acteurs, zangers, presentatoren, vakbondsbonzen en schrijvers. Veel te zeggen heeft het gezelschap niet, en brieven zijn het al evenmin. In veel gevallen volstond Thorburn met een citaatje uit een interview. Men hoeft niet al te lang na te denken over de vraag wat God met die envelop gedaan heeft.
Maud Gonne werd bij velen bekend als de vrouw die door de dichter Yeats zo werd bewonderd, dat zij hem tot de toppen van de twintigste-eeuwse liefdeslyriek dreef. Maar zij wees hem wel af. Maud Gonne had haar eigen besognes, waarin voor hem niet altijd plaats was, al kostte het haar erg veel moeite om hem dat te zeggen. Waar die besognes uit bestonden, is te lezen in Maud Gonne: Ireland's Joan Of Arc (Pandora, 211 p., f 40,15) door Margaret Ward. Gonne was in haar lange leven (1866-1953) onder meer spionne, vrijheidsstrijdster, gevangene, inspirerend spreekster en actrice, echtgenote van de latere Ierse martelaar John MacBride, en moeder van een latere winnaar van de Nobelprijswinnaar voor de Vrede. Ze kwam uit een welvarend milieu (haar vader was officier, haar moeder telg uit een vermogende handelsfamilie), maar toonde zich absoluut wars van iedere conventie. De vrijheid van Ierland was haar zaak. De biografie van Ward is met verve geschreven en soms ronduit bewonderend, maar dat stoort nauwelijks. Zelfs wie alleen de foto's bekijkt zal zich slechts met moeite aan het charisma van deze vrouw kunnen onttrekken.
Men komt ze nog wel eens tegen. Oudere Amerikanen die je verzekeren dat de Dodgers in Brooklyn thuishoren. The Summer of '49 (Avon, 336 p., f 16,65) van David Halberstam, is een boek dat zulke sentimenten zal voeden. De World Series van 1949, tussen de Dodgers en de New York Yankees, werden legendarisch. Vlak na de Tweede Wereldoorlog vond een enorme opleving plaats in de belangstelling voor sport. In West-Europa herontdekten tientallen miljoenen mensen de voetbalstadions. In de Verenigde Staten brak het honkbal alle toeschouwersrecords. Halberstam, gelauwerd journalist en honkbalfan zonder emotioneel voorbehoud, geeft de sterren van toen hun definitieve plaats in de geschiedenis. Amerika had behoefte aan helden die niets met oorlog te maken hadden. De zomer van 1949 leverde dergelijke helden op. De sterren van het honkbal werden, voor het eerst via de televisie, meer dan de idolen van sportliefhebbers. Ze kwamen binnen een ieders bereik. Halberstam bekeek het seizoen vanuit het perspectief van de Yankees, voor wie toen onder meer de all time greats Tommy Henrich en Joe DiMaggio, alsmede pitcher Vic Raschi speelden. Hij schrijft met een enthousiasme alsof het allemaal gisteren is gebeurd. Het is alsof je een zeer goed geschreven kranteverslag voor je hebt. Dat effect is zo sterk je bijna schrikt, wanneer je leest dat zwarte toeschouwers alleen op een inferieur gedeelte van de tribunes in Saint Louis mochten plaatsnemen. Daar was plaats voor drieduizend man. De tienduizend zwarten die buiten stonden mochten er niet in. The Summer of '49 is een intelligent en meeslepend boek, dat mij na lezing het gevoel gaf iets meer van Amerika te begrijpen dan voorheen. ‘Where have you gone, JoeDiMaggio? A nation turns its lonely eyes to you...’ zong Paul Simon in 1968. Het waarom van die woorden wordt door Halberstam duidelijk gemaakt.
J.R.R. Tolkien overleed in 1973. Vier jaar later publiceerde Humphrey Carpenter een biografie over hem. Weer vier jaar later, in 1981, bezorgde hij The Letters of J.R.R. Tolkien (Unwin, 463 p, f 32,95). Deze brieven zijn nu in pocket verkrijgbaar. De selectie werd gemaakt met assistentie van Tolkiens zoon Christopher. Het is een nogal brave verzameling geworden, omdat al te persoonlijke passages zijn weggelaten. Een vijfjarige correspondentie met Tolkiens liefde (eerst verloofde, later vrouw) Edith Bratt is zelfs helemaal niet opgenomen. De samenstellers hebben met name gezocht naar materiaal dat licht kon werpen op de boeken. Dit bleek te vinden in brieven aan zijn uitgevers, en aan literaire vrienden als Naomi Mitchison, C.S. Lewis en W.H. Auden. Ook is een aantal antwoorden aan lezers opgenomen. Tolkien schreef graag brieven en laat zich hier kennen als een gezellig en hartelijk correspondent, die de fantasiewerelden uit zijn boeken met een merkwaardige ernst bespreekt. Zijn scheppingen moeten voor hem veel meer zijn geweest dan beeldspraak. Net als P.G. Wodehouse kon hij zich bijvoorbeeld kwaad maken als hij het gevoel had dat een van zijn personages was beledigd, of niet voldoende au sérieux werd genomen. In wezen heeft Tolkien een leven lang gestreden tegen een imago van halfzachtheid. Was hij een gemankeerde filosoof, of niet? Uit de brieven blijkt dat hij zichzelf meer zag als herschepper, onder andere van talen. Maar loslaten was er niet bij. Als er een fout was gemaakt in een hoorspelversie van een van zijn werken, ging er een stuurs briefje uit naar de BBC, waarin de exacte familieverwantschap van de personages nog eens werd uitgelegd. Zonder kennis van de werken van Tolkien zijn de meeste brieven daarom moeilijk te lezen.
NIEK MIEDEMA