Vrij Nederland. Boekenbijlage 1990
(1990)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas HeijneWas het ooit de volmaaktheid, tegenwoordig is het hoogste streven de compleetheid. Het kunstaanbod overtreft inmiddels de vraag in zo'n afschrikwekkende mate, dat er alleen nog in vogelvlucht genoten kan worden. Als we tenminste alles willen zien, beluisteren, lezen; en dat willen we. Het is een soort hiërarchie in de breedte: eerst alles van die kunstenaar, dan alles uit die stroming, dan alles uit dat jaar. Dit is het tijdperk van de overzichtstentoonstelling. Alles moet compleet. Schrijvers moeten gevangen worden in hun Volledige Werken, waarin ieder kattebelletje (‘Liefste, vandaag ontving ik de sokophouders’) de allure krijgt van een roerend document humain, en iedere schets de betekenis krijgt van een aanzet tot een meesterwerk. Schilders moeten vertegenwoordigd worden met zoveel mogelijk, en liefst al hun werken, omdat het ene schilderij alleen nog maar geapprecieerd kan worden in verband met alle andere doeken. Mozart was de grootste componist aller tijden; dus moeten al zijn pianoconcerten achter elkaar worden gespeeld, en volgende week al zijn vioolconcerten. En iedere krabbel die hij ooit zette, moet worden uitgevoerd en op een cd gezet, zodat alles van Mozart op cd staat. Mozart compleet, van de eerste tot de laatste noot. Honderdvijftig compact discs! Meer dan honderd uur muziek! Vanwaar die drang om alles te overzien? Om de ontwikkeling te volgen, om een kader aan te brengen, om de verbanden bloot te leggen, om de werken in hun context te zien? Uit kunsthistorisch oogpunt is het ongetwijfeld interessant om vier keer De aardappeleters naast elkaar te hebben hangen, en acht voorstudies van wat uiteindelijk één meesterwerk zou worden, maar een gemiddeld vakantievierend gezin uit Kioto bestaat niet uit kunsthistorici. En literatuurstudenten smullen van iedere complete editie, waarin alle aanverwante documenten zijn opgenomen en ieder woord verklaard wordt met een voetnoot, maar de gemiddelde lezer is geen literatuurstudent. Het is niet alleen de kunst. Een modern mens wil alles kunnen overzien. Door massaal communiceren zijn we erachter gekomen dat iedere gebeurtenis in verband staat met alle andere gebeurtenissen, dus wie één ding weet, moet alles weten. Wie op de hoogte wil zijn van de toestand op de beurs in Tokio, moet op de hoogte zijn van de toestand op Wall Street. Wie in Amsterdam wacht op een geneesmiddel tegen aids, weet welke medicijnen er in Amerika ontwikkeld worden. Wie hier een varken wil slachten, of een vis wil vangen, moet weten hoeveel varkens er in Europa geslacht worden, hoeveel vissen er in de Noordzee gevangen worden (waarom begrijpen die boeren en vissers dat nou niet). Het is meer dan een verlangen, het is noodzaak geworden. Je kunt honderd keer roepen dat kwantiteit ten koste gaat van kwaliteit, dat de breedte minder gelukkig maakt dan de diepte, maar wie een uurtje naar CNN kijkt, heeft wel het gevoel dat hij de wereld in zijn zak heeft, dat hij orde op zaken heeft gesteld. Orde, dat is het sleutelwoord. Vroeger was het de kunst die orde in de chaos schiep. In een toespraak die E.M. Forster in 1949 in Amerika hield, beweerde hij nog opgewekt dat alles in het leven uit wanorde bestaat, alleen de kunst niet: ‘Naar mijn mening zijn kunstwerken de enige objecten in het materiële universum die een innerlijke orde bezitten en dat is de reden dat ik, hoewel ik niet geloof dat alleen kunst belangrijk is, wél geloof in kunst om de kunst alleen.’ Kunst en orde; de moderne criticus houdt zijn buik vast van het lachen. Niemand gelooft meer in kunst als orde. De afgelopen honderd jaar hebben we kunst leren zien als een ontkenning van orde, als een stukgeslagen spiegel. Tegenwoordig is het kunstwerk even gefragmenteerd als de werkelijkheid. Maar het verlangen naar een zekere orde is groter dan ooit tevoren. Met andere woorden: je kunt wel niet meer in het huwelijk geloven, maar dat neemt het verlangen naar het huwelijk niet weg, integendeel. Daarom zoeken we het in de volledigheid, in het overzicht. De innerlijke orde is nu een uiterlijke. Orde is ordenen geworden. Ooit schiep ieder kunstwerk zijn eigen context. Eén Picasso in het Haags Gemeentemuseum was één Picasso in de context van het Haags Gemeentemuseum. Nu maakt de context het kunstwerk, nu overheerst de gedachte dat die ene Picasso niet op zijn plaats is, ontheemd is, dat hij alleen tot zijn recht komt te midden van andere Picasso's, het liefst uit dezelfde periode, of te midden van werken van tijdgenoten. Natuurlijk is het een doodlopende weg. Wanneer in een catalogus bij een grote overzichtstentoonstelling van het werk van Goya staat dat het waarschijnlijk de laatste keer is dat de museumbezoeker zoveel Goya's bij elkaar zal zien, klinkt in die mededeling een zekere wanhoop door, een besef van een ideaal dat tot mislukken is gedoemd. Zelfs volledigheid bestaat niet. Een mens kan niet alles weten, niet alles zien, niet alles lezen. En wanneer de schilderijen van Goya weer over de gehele wereld zijn verspreid, wanneer de versnippering toeslaat, wanneer de chaos overheerst, wanneer de verbanden weer zoek zijn, grijpt de kunstliefhebber zijn kans: hij kan zijn eigen kunstwerk maken. |
|