Oneerlijk
Sinclair laat echter zien dat een cultuurperiode niet van uitzonderlijk historisch belang hoeft te zijn, om toch een interessant boek op te leveren. Zijn werk wordt eigenlijk slechts overtroffen door Samuel Hynes' The Auden-Generation, over het voorafgaande decennium, omdat Hynes een zeldzame integratie van tijdsbeeld en literatuuranalyse wist te bereiken. De jaren veertig maken veel duidelijk over de eraan voorafgaande en erop volgende tijd. Wat te denken van de schrijver W.H. Auden, naamgever van de generatie die in de jaren dertig ageerde voor socialisme en tegen fascisme. Toen Groot-Brittannië werkelijk de confrontatie met Hitler-Duitsland aanging nam hij de wijk naar de Verenigde Staten, om in 1945 in leger weer in Londen te verschijnen, opscheppend over het aantal van zijn dichtbundels dat door de U.S. Army was aangekocht. Zijn achtergebleven collega's konden er weinig waardering voor opbrengen. Auden noemde de jaren dertig later een dishonest decade, maar hierbij verwarde hij zichzelf met het tijdperk. Stephen Spender, die voordien in de schaduw van Auden had gestaan, werd de invloedrijksteliteratuurcriticus van de oorlogsperiode en in zijn poëtische werk bereikte hij nieuwe hoogten. Tevens nam hij dienst bij de brandweer.
De idealen van geëngageerde letterkundigen uit de jaren dertig werden in de oorlogstijd werkelijkheid, op een geheel andere wijze dan zij zich hadden voorgesteld. De Blitzkrieg, dienstplicht, vrouwen in de fabrieken en rantsoenering leidden tot een grotere nivellering dan enige actie van de arbeidersbeweging in de voorafgaande jaren. Het engagement werd ‘ideologieloos’: tegen het nazisme, maar zonder al te duidelijk positief doel. Schrijvers werden door het ministerie van Informatie en de BBC in dienst genomen om de oorlogsinspanningen met hun kundigheden te ondersteunen, enkelen werden zelfs het leger in gestuurd om literair verslag uit te brengen van wat zich daar afspeelde, en duizenden soldaten beschreven hun krijgsverrichtingen in poëzie en verhalen. Kleine literaire tijdschriftjes maakten een ongekende bloei door en drongen door tot de grote massa, die voor de ‘Auden-generatie’ onbereikbaar was gebleven.
Sinclair geeft indringende beschrijvingen van de maatschapelijke omstandigheden waaronder het kunstenaarsleven zich afspeelde, te midden van het geweld van de Slag om Engeland; de voorbereidingen voor het Tweede Front die anderhalf miljoen geallieerde soldaten in het land brachten; de droeve aanblik van massa's verminkte militairen die vervolgens terugkeerden van het cóntinent; de Duitse VI-en een bonte verzameling in de kroegen van Fitzrovia, het gedeelte van Soho tussen Totteneen bonte verzameling in de kroegen van Fitzrovia, het gedeelte van Soho tussen Tottenham Court Road, Charing Cross Road en Wardour Street: Sinclair voorziet de lezer-wandelaar uitvoerig van alle nodige informatie. Bohemia leefde als nooit tevoren, want de dagelijkse spanningen veranderden de intermenselijke betrekkingen en bovendien, er was buiten de pubs moeilijk drank te krijgen. Dylan Thomas voorzag in zijn levensonderhoud met filmscenario's en hoorspelen om in een hoek van het café de poëzie te kunnen schrijven waarmee hij zijn reputatie vestigde. Henry Moore maakte zijn tijdloze tekeningen van mensen in de schuilkelders en Francis Bacon vervaardigde met moeizaam vergaarde verf zijn Three Studies for Figures at the Base of a Crucifixion, de ‘Guernica’ van de Tweede Wereldoorlog, al was deze volgens de maker niet door de actuele gebeurtenissen beïnvloed.
Zoals het engagement van de jaren dertig in geheel andere vorm werd voortgezet tijdens de oorlog, ging ook het debat verder over de plaats van de kunstenaar in de samenleving. Cyril Connolly, redacteur van Horizon, een va de grootste literaire tijdschriften, meende dat de kunstenaar er maar het beste aan deed de oorlog geheel te negeren. Ook Orwell verklaarde begin 1940 in Inside the Whale dat de belangrijkste literatuur van de Eerste Wereldoorlog was geschreven door auteurs die zich niet met het krijgsgewoel bemoeiden. Juist zij maakten de soldaten aan het front duidelijk dat er iets anders was om voor te vechten. Een dergelijke afzijdigheid paste echter niet bij Orwells eigen karakter en hij wierp zich gedurende de oorlog op werk voor de BBC en het schrijven van artikelen en essays. De propagandawerkzaamheden van de radio en het ministerie van Informatie werden een belangrijke inspiratiebron voor zijn latere 1984. Anderen betoogden dat de schrijver meer nut had met een pen in de hand dan met een geweer, mits hij wel over de oorlog schreef. Voor velen was dit echter een zinloze discussie, want zij moesten hun literaire werkzaamheden tot een minimum reduceren, omdat de Britse overheid er geen nut in zag hen van militaire dienst vrij te stellen.
Nadat voor Engeland de oorlog was beëindigd, kwam Labour aan de macht. Dit leidde tot bureaucratische wildgroei, maar ook tot de welvaartsstaat. De nauwe betrekkingen die gedurende de oorlog tussen overheid en cultuur waren ontstaan, werden voortgezet via omvangrijke financiële steun voor de kunsten. Deze nieuwe zekerheden konden een teruggang hier echter niet voorkomen. Kunsthistoricus Herbert Read meende zelfs dat de staat de hoognodige vernieuwing tegenhield door talrijke betekenisloze kunstenaars aan het werk te houden. Schrijvers die in de jaren dertig en tijdens de oorlog een ononderbroken stroom nieuw werk publiceerden, raakten het spoor bijster. Auteur Roy Fuller: ‘We hadden gebrek aan onderwerpen, het leek een zinloze herhaling. Over persoonlijke dingen durfde ik niet schrijven. Tijdens de oorlog hadden ze maatschappelijke betekenis.’ Natuurlijk waren er individuele kunstenaars die de kracht bezaten door alle bergen en dalen van de geschiedenis verder te werken, maar met de groeperingen en stromingen was het afgelopen. Tegen het einde van het decennium bestond Bohemia niet meer en Fitzrovia was getransformeerd tot een wijk van prostitutie en onderwereld.
■