Afgeprijsd
‘Mochten deze papieren de eeuwen doorstaan en in handen van historici vallen, dan zullen ze, daar ben ik, Frederik, zeker van, als vervalsingen worden afgedaan.’ Met die zin begint Horst Sterns Man uit Apulië. De persoonlijke papieren van Frederik II, Italiaanse telg uit het geslacht Hohenstaufen, Rooms-Duits keizer, koning van Sicilië en Jeruzalem, eerste na God, over de ware natuur van de mensen en de dieren, geschreven 1245-1250 (347 p., f 9,90). Zo'n openingsregel wekt wantrouwen, en wie de literatuurlijst van boeken ‘waaraan dank is verschuldigd’ achter in het boek ontdekt, weet het zeker: de eerste zin is een bekentenis, niet van Frederik II, maar van Horst Stem. Op basis van een ongetwijfeld ontstellende hoeveelheid literatuur (de lijst achterin geeft slechts een keuze) heeft hij de niet-bestaande memoires van deze door Dante zowel ‘rex tyrannus’ als ‘poete laureatus’ genoemde vorst ‘gereconstrueerd’. Het is verleidelijk dat in de opeenstapeling van werkelijk schitterende passages te vergeten. Stern is er miraculeus in geslaagd een middeleeuwse stijl te suggereren, en onder zijn handen groeit Frederik tot een ware literatuurvorst uit, iemand met een stijl en verbeelding van zo'n allure, dat je je de haren uit je hoofd trekt van spijt Frederik nooit eerder in de literatuurhandboeken te hebben ontdekt. Horst Stern laat Frederik bijvoorbeeld een aantal memorabele gesprekken voeren met Franciscus van Assisi. Zo vraagt Frederik bijvoorbeeld: ‘Waarom verstopt U Uw handen gedurig in de armen van Uw pij en houdt U Uw voeten hardnekkig onder Uw stoel? De mensen zeggen dat U gestigmatiseerd bent, dat U de wondtekenen van de gekruisigde op U draagt. Is dat het?’
‘Als U het weet, waarom vraagt U er dan naar? En verlang niet dat U de tekenen mag zien. Die zijn helemaal alleen van mij, ook al heb ik ze tevens voor anderen ontvangen.’ De papieren van Frederik II bevatten opstellen, bekentenissen, poëzie en proza over zeer uiteenlopende onderwerpen. Over God, de ziel, over vorsten en vorstinnen die hij heeft gekend of bemind, de vooroordelen der wetenschap, kroniekschrijvers, tekstkritiek, over de adelaar en het hert. Veel persoonlijke overwegingen en markante zelfportretten: ‘Toen ik mij over de wasteil boog, keek de ouderdom mij aan. Mijn gezicht, waarvan ik de grote klaarheid zo dikwijls heb horen roemen, deed mij in de verte denken aan een hamster. Dat komt doordat mijn vlezig geworden wangen hun gewicht gehoorzamen als ik mijn hoofd vooroverbuig, en zich van de jukbeenderen naar de neus verplaatsen, waar ze de toch al diep geworden plooien die in de richting van mijn mond lopen, nog dieper maken. Ik had het voor de eerste keer gemerkt op een nacht, zes of zeven dagen geleden, toen ik, zwaar van een ongewoon late maaltijd, zonder lust op de zuster van mijn valkenier Sa'id lag. Nu, in de spiegel van het water, kon ik het met mijn ogen controleren, en wat ik zag bracht me ietwat van mijn stuk.’
De lusteloze vleselijkheid speelt een belangrijke rol in Man uit Apulië. ‘De ontdompeling uit een vrouwenlijf’ bijvoorbeeld, brengt Frederik op gedachten over zijn ouderdom: ‘Ik, Frederik, ben de keizer beu.’ En over het eerste samenzijn met zijn echtgenote schrijft hij: ‘Ik defloreerde Isabella van Brienne zonder lust. Het bloemige verbum kan niet verhullen dat de eerste penetratie van een dertienjarig meisje zelfs dan een daad van verkrachting is, wanneer het slachtoffer een vroegrijpe halforiëntaalse is. Het was een daad van staatswege, afgedwongen niet door mijn wensen, maar door het belang van de Heilige Stoel.’ Ook als dichter zien we Frederik II aan het werk:
Wij liggen samen in 't nachtelijk uur
de hand op elkaars geslacht,
de blokken praten in 't vuur
over wat ik te zeggen gedacht.
Op één plaats veroorlooft Horst Stern zich een grap die de dertiende eeuw ver voorbijschiet. Helaas heeft vertaalster Gerda Pancras zich genoodzaakt gezien een en ander uit te leggen, zodat het eigenlijk pas op die manier detoneert. In een verzenwisseling tussen de dichter Walther yon der Vogelweide en de keizer schrijft de eerste:
Het volk is dom. Dat brengt de kool teweeg,
die maakt slechts onder 't schort laweit.
Het hoofd evenwel laat hij leeg.
Zo heerst in 't Duitse Rijk wat ik te noemen
Ik vreet hem ook dag in dag uit,
want uit de staatskanselarij
krijg ik steeds weer een bars besluit.
Mijn gebedel heeft 't daar verbruid.
Daarom zing ik met mijn bilpartij.
Het is vreemd dat deze vertaling van Horst Sterns briljante boek - vergelijkbaar met het niveau van Eco's De naam van de roos, en veel minder dor geschreven - in Nederland zo'n minieme aandacht heeft gekregen.
Roger L. Williams onderzocht in The Horror of Life de psychen van Baudelaire, Jules de Goncourt, Flaubert, de Maupassant en Daudet, en trof het en een ander aan ziektebeelden aan (381 p., f 14,90). Intrigerende portretten van schrijversgeesten, geschikt voor kritische lezing.
Peter A. Clayton en Martin J. Price inventariseerden The Seven Wonders in the Ancient World (176 p., f 15,90): de grote piramide van Gizeh, de hangende tuinen van Babylon, het Zeus-standbeeld in Olympia, de Artemistempel in Efeze, het mausoleum in Halicarnassus, de Colossus van Rhodos, de vuurtoren van Alexandrië en behandelt in een epiloog nog een aantal miraculeuze bouw- of kunstwerken die tegenwoordig wel eens over het hoofd worden gezien. Waarom toch ‘zeven wereldwonderen’? En hebben ze werkelijk bestaan?
Alceo Dossena is misschien wel de meest beruchte kunstvervalser van de twintigste eeuw. David Sox schreef zijn biografie: Unmasking the forger. The Dossena Deception (194 p., f 14,90). Dossena was een meesterlijk beeldhouwer met maar één gebrek: zijn fascinatie voor andermans werk. Of het nu om terracotta ging, brons of marmer, de musea kochten zijn ‘teruggevonden’ beelden gretig, voor grote bedragen. Het tragische van Dossena was zijn schamel zakelijk instinct. Hij werd door malafide kunstmakelaars uitgebuit en stierf berooid.
Félicien Rops is vermaard als erotische meester. Je zou zijn werk een vrolijk mengsel kunnen noemen van vleselijkheid en satanisme. Hier en daar is zijn obsessie voor de vrouw aangrijpend, maar bij het maken van de vele prenten die staan afgebeeld in Félicien Rops. De erotische gravures (96 p., f 15,90) lijkt hij een glimlach toch zelden te hebben kunnen onderdrukken. Het kruis treffen we bij Rops in vele varianten aan. Hij lijkt serieus te worden als het om Jezus' Heilig Hout gaat, maar verder wordt er veelal koddig of hilarisch gecopuleerd, in alle denkbare en ondenkbare manieren en varianten. Rops' beelden worden bevolkt door voluptueuze nonnen, zelfstandig opererende geslachten op wieltjes, varkens en honden.
R.L. Stevenson schreef niet alleen romans, verhalen en (bruisende) essays, hij reisde en fotografeerde ook. R.L.S. in the South Seas. An Intimate Photographic Record, met een inleiding van Alanna Knight, is een fascinerend relaas van twee reizen in de Indische Oceaan. Stevenson in de Zuidzee, en dan eindelijk weer eens zonder Boudewijn Büch hijgend en zwetend in zijn kielzog: een ware verademing.
ATTE JONGSTRA
Bovenstaande titels zijn verkrijgbaar bij boekhandel Het Martyrium, Van Baerlestraat 170-172, 1071 BH Amsterdam.