Prenatale zegening
‘Op een zwaar bewolkte maanloze nacht, stevig geblinddoekt en twintig maal in de rondte gedraaid en zo waggelend van duizeligheid door de vertrouwde voordeur het ouderlijk huis van vroeger ingeduwd, zou ik feilloos en niet eens op de tast, mijn weg weten te vinden en zonder de minste aarzeling mijn hand op de plaats kunnen leggen waar vroeger de Bijbel lag, links op de schoorsteenmantel, met de rug en de onderkant precies haaks op de hoek van de kaalgesleten perzische schoorsteenloper zodat de wollige franje er weelderig buiten puilde waardoor het lijvige boekwerk nog meer gewicht leek te krijgen.’
Met deze - gebeeldhouwde - eerste zin begint de rede die Jan Wolkers in 1988 in Göteborg uitsprak op uitnodiging van de Zweedse Book & Library Fair, dat is te zeggen in zo mogelijk even schitterende cadenzen zoals vertaalster Adriënne Dixon ze overzette in het Engels. De Deventerse antiquaar H. Kraayenbrink maakte van Op de vleugelen der profeten/On the Wings of the Prophets een begeerlijk tweetalig uitgaafje (Uitgeverij ‘Ipse fecit’, 32 p., f 15,90; besteladres Grote Kerkhof 36, 7411 KV Deventer). Wolkers doet het verhaal van zijn eerste leerschool. Door de driemaal-daagse schriftlezing (‘elfhonderdtweeënzestig hoofdstukken’) hoorde de jonge Wolkers ‘nog voor ik van korte broek naar plusfour gegroeid was’ de Bijbel minstens een dozijn maal voorlezen, en met vrucht. Wolkers telt achteraf zijn zegeningen: ‘Toen ik zelf ging schrijven en mijn eerste verhaal publiceerde, schreef men dat ik om zo'n gaaf verhaal te kunnen schrijven vele jaren in stilte geoefend moest hebben. Niets was minder waar, maar ik liet het maar zo. Hoe had ik kunnen uitleggen dat mijn voorbereiding op het schrijverschap eigenlijk al prenataal een aan vang had genomen. Dat ik tot aan mijn zeventiende jaar, toen ik het ouderlijk huis verliet, niet zozeer gesticht was door een onheilsboodschap als wel onderwezen in de wetten van dramaturgie, poëzie en dialoog. Dat ik dagelijks als het ware gebombardeerd was met een scala aan literaire vormen. Dat de kennis van de mens me met de paplepel ingegoten was. En dat ik, nog voordat mijn eerste baardharen doorkwamen, al alles afwist van incest, sodomie, broedermoord, het gruwelijkste bedrog en het verachtelijkste verraad.’ Het raadsel waarom de stijlgevoeligheid van die andere, op gereformeerde grondslag grootgebrachte Nederlandse schrijver dan zoveel minder is, wordt in Op vleugelen der profeten
ongemerkt verklaard: ‘Als ik wel eens getuige was van het bijbellezen na de maaltijd in een ander gereformeerd gezin, was het net of ze het verkeerde boek te pakken hadden. Dan keek ik verwonderd op naar de heer des huizes die de wijsheid van de Prediker aan het vermalen was met de kalme precisie van een kauwende bidsprinkhaan en die er zo onaangedaan uitzag alsof hij in het herbarium der eeuwigheid al voorgoed te drogen was gelegd.’
DS
Aan deze pagina werkten mee: Peter van Zonneveld, Joost Zwagerman, Carel Peeters en Diny Schouten