Brave schobbejak
Het is weinig, maar uit een goed hart. Vincent literator is maar vierendertig pagina's, maar Willem Frederik Hermans heeft zelden met zoveel sympathie over iemand geschreven als hier over Vincent van Gogh (De Bezige Bij, f 14,50). ‘Uit een goed hart’ mag dan ook letterlijk genomen worden, want dit kleine boekje bestaat uit zeven hoofdstukken waarin Hermans vertelt over het genoegen dat hij beleeft aan het lezen van Van Goghs brieven. Hij noemt hem consequent bij zijn voornaam: Vincent. Natuurlijk moet er een beetje gepolemiseerd worden, maar dat is hier bescheiden gehouden; Van Gogh wordt van de Tachtigers afgeschermd: ‘Beter dan enige Tachtiger was hij in staat een landschap te dramatiseren.’ ‘En hoe prachtig zijn z'n beschrijvingen niet!’ Van Gogh, schrijft Hermans, betrok de buitenwereld op zijn binnenste. In Vincent literator meandert Hermans door de brieven en noteert wat hem opvalt aan opmerkingen over Nederlandse (weinig) en buitenlandse schrijvers en boeken. Van Gogh was een verwoed lezer en Hermans probeert enigszins te achterhalen hoe zijn smaak eruitzag: Diderot en Candide van Voltaire komen vaak ter sprake en zijn broer Theo wordt aangespoord ze te lezen. Van de zin van Pangloss (‘Alles is op z'n best in de beste van alle mogelijke werelden’) leek Van Gogh de ironie te ontgaan: ‘Het gebruik van ironie was niet zijn sterkste kant en op den duur was hij stellig pessimistischer dan Voltaire: Pangloss had gelijk; wat die allerbeste wereld toch niet verhinderde slecht te zijn.’ Aan een hilarisch boek als Bouvard et Pécuchet van Flaubert (dat Van Gogh in een adem noemt met Candide) heeft Van Gogh veel steun ‘in uren, dagen of nachten die weinig gemakkelijk of benijdenswaardig zijn’. Hij leest met veel genoegen Dickens, Balzac, Carlyle, Rabelais, de Maupassant,
de Goncourts, Zola (‘een fameus artist’) en Alphonse Daudets reeks Tartarin-romans, waarbij Hermans zich afvraagt wat hij er in gezien mag hebben, omdat het romans zijn waar niemand nu nog om geeft. Een figuur uit een andere roman (Le Nabab) noemt hij ‘een brave schobbejak’. ‘Hield Vincent zichzelf misschien wel eens voor een brave schobbejak?’ vraagt Hermans. ‘Helemaal uitgesloten is dat niet.’ Het boekje van Hermans veroorzaakt maar één reactie: je hebt onmiddellijk zin om Van Goghs brieven te gaan lezen. (Daar bestaat een handzame uitgave van: Vincent van Gogh, Een leven in brieven, gekozen, ingeleid en toegelicht door Jan Hulsker, uitgegeven door Meulenhoff, 558 p., f 19,90. In een ander boek, Dagboek van Van Gogh, brengt Hulsker fragmenten uit de brieven en uit het ‘picturaal dagboek’ bij elkaar samen met de schilderijen, 167 p., f 59,50). Van Gogh was in geen enkel opzicht bewust een ‘literator’, schrijft Hermans, maar weinig schilders schreven zulke brieven.
CP