Tien Huizinga's
In 1945, vijf jaar na Ter Braaks zelfmoord in het begin van de oorlog, schreef Thomas Mann in Het Parool een In Memoriam. Uit Manns stuk spreekt grote waardering voor Ter Braak. Hij noemt hem ‘een goede Europeeër’, een ‘militanter Partisan’ en een uitstekend criticus, die kritiek als kunst beoefende. Ter Braaks bespreking van Lotte in Weimar uit 1939, noemt hij de beste die verschenen was.
Ter Braak en Mann waren in de jaren dertig vrienden; ze hebben elkaar twee keer ontmoet. Hun brieven zijn jaren geleden in Tirade gepubliceerd. Willem Bruls heeft in het door Veen uitgegeven Menno ter Braak en Thomas Mann. Een literaire vriendschap (144 p. f 24,50) de gegevens betreffende hun vriendschap op een rijtje gezet en aangegeven wat hen verbond en wat ze voor elkaar betekend hebben. Bruls schetst hun ontwikkeling en doet dat op een duidelijke wijze.
Ter Braak, door zijn studie geschiedenis sterk op Duitsland georiënteerd, had in de jaren twintig al grote waardering voor Manns Der Zauberberg. De vriendschap tussen hem en Mann werd vooral door de politiek beheerst. Ter Braak maakte in korte tijd de ontwikkeling door van een nihilistische twijfelaar en politicus zonder partij naar een geëngageerd literator. De politieke ontwikkeling van de sterk esthetisch gerichte Mann verliep moeizamer. Al voor de Eerste Wereldoorlog had Mann, voortgekomen uit de gegoede bourgeoisie, bekend geen belangstelling te hebben voor politieke vrijheid. In tegenstelling tot zijn broer Heinrich moest hij niet veel van de democratie in de Weimarrepubliek hebben; hij ziet de democratische eenvormigheid als een bedreiging van zijn kunstenaarschap. Maar omstreeks 1930, als de dreiging van het fascisme steeds groter wordt, verandert Manns houding langzamerhand. Ter Braak ergerde zich aanvankelijk aan Manns weifelende, politieke stellingname. In 1933 echter, het jaar waarop Hitler de macht greep, houdt Mann een kritische rede over Wagner, de lievelingscomponist van Hitler. Zijn stellingname was evenals die van Ter Braak niet alleen politiek van aard maar had ook te maken met zijn denken over cultuur, filosofie en literatuur. Voor beiden wordt democratie de voorwaarde van alle cultuur, omdat daarin de mens zich in onafhankelijkheid bewust kan worden van zichzelf. Beiden wonden zich op over de wijze waarop de nazi's hun favoriete filosoof Nietzsche toeëigenden. Voor Mann was de grote vraag hoe het kwam dat Nietzsche en de Duitse, artistieke en intellectuele cultuur de nazi's konden voortbrengen. In Dokter Faustus heeft hij die vraag literair aan de orde gesteld.
Ter Braak en Mann ontmoetten elkaar voor het eerst in augustus 1937 in Küsnacht in Zwitserland, waar Mann als politiek vluchteling verbleef. Ter Braak vindt Mann bij deze eerste confrontatie precies de man van zijn boeken, ‘een bijzonder sympathieke man, die tien Huizinga's waard is’. En Mann op zijn beurt vindt Ter Braak ‘recht angenehm’. Hun tweede en laatste ontmoeting vond in de zomer van 1939 plaats, toen de familie Mann in Noordwijk verbleef. Ter Braak organiseerde een huldiging in de Pulchri-studio. Vlak voor zijn dood recenseerde Ter Braak Lotte in Weimar in Het Vaderland. Op 8 mei 1940 stuurde Mann een dankbrief voor deze ‘meisterhafte Analyse’. Ter Braak zou de brief niet meer onder ogen krijgen.
JF
Aan deze pagina werkten mee: Jan Fontijn, Diny Schouten. Rob Sijmons en Carel Peeters