Pockets
‘Cricket is een Indiase sport, die bij toeval door de Britten is ontdekt.’ Met deze provocerende stelling begint Ashis Nandy The Tao Of Cricket (Penguin, 150 p., f 20,85), een amusant en intrigerend boek dat het in alle voormalige Britse koloniën fervent beoefende cricketspel op filosofische wijze doorlicht. Nandy ziet cricket als een stelsel van normen en waarden, dat niet los kan worden gezien van tijd en plaats van handeling. De groten uit de geschiedenis van het Zuidaziatische cricket worden in hun sociale context geplaatst en de ontwikkelingen van het spel zelf (niet de regels, maar de manieren van spelen) worden gerelateerd aan de tijdgeest. Dit levert een explosief mengsel op en leidt tot zulke prachtige hoofdstuktitels als: ‘De smachtende kameel en het oog van de naald’ en ‘De overwinning, de nederlaag en de toekomst van de wilde’. Nandy is evenmin bang voor fraaie uitweidingen over sociaal-psychologische kwesties als ‘De grenzen van Sherlock Holmes’, ‘De gespleten held’ en ‘De structuur van het lot’. Het boek is ook te lezen door wie geen verstand van het spel heeft, want de kennershand van Nandy fourneert dat vanzelf.
Cricket, in India de nationale sport, dient slechts als de onuitputtelijke metafoor voor een levendige les in maatschappijleer. Dat Groucho Marx bij zijn eerste bezoek aan Lords na een uur wegliep met de woorden: ‘Roep me maar als het begint,’ zegt in dit verband niets.
Patrick White, auteur van solide romans, korte verhalen en een autobiografie, kwam in 1988 ineens met een heel merkwaardig werkje op de proppen. Three Easy Pieces (Penguin, 59 p., f 20,85) bestaat uit drie korte schetsen met titels waaraan de lezer nauwelijks houvast kan ontlenen. Het eerste, ‘The Screaming Potato’, wordt voorafgegaan door een foto van twee oudere heren, staande achter een keukentafel waarop drie aardappels liggen. Het verhaal zelf duurt ongeveer vierhonderd woorden. Ongeveer zo lang als men nodig zou hebben om die drie aardappels te schillen. Het gaat erom of je de pitten eruit moet halen. Je neemt dan namelijk onvermijdelijk ook stukjes mee die nog goed waren. Het is de vraag die iedere wereldverbeteraar kwelt. White is sceptisch over de wijsheid die met de jaren komt. Zijn oude mannen kunnen althans geen antwoord verschaffen. In ‘Dancing With Both Feet On The Ground’ en ‘The Age Of A Wart’ breekt de desillusie volledig door. De verteller gaat nog wel met de mensen om, maar is zich voortdurend bewust van alle bezoedeling, vervuiling en onwetendheid, niet in de laatste plaats zijn eigen. De leeftijd van een wrat is twee jaar, zoveel is wel duidelijk, en ze komen onherroepelijk terug. Dat de verteller zich op een gegeven moment op zaal 6 in de C-vleugel bevindt, verwondert hem niet. ‘De reden was altijd mijn probleem, niet de wratten.’ Deze drie schitterende miniaturen over de onmacht doen denken aan Beckett, maar zijn minder solipsistisch. Het is als het ware het stadium voor het totale mompelen begint.
In afwachting van een definitieve geannoteerde uitgave van het werk van Paul Celan stelde stervertaler Michael Hamburger een ruime tweetalige selectie (Duits-Engels) uit de gedichten samen. In Paul Celan: Selected Poems (Penguin, 350 p., f 36,75) heeft Hamburger het zwaarbeladen, beklemmende Duits van Celan zo letterlijk mogelijk naar het lichtere, meer heldere Engels overgezet. Dat is een niet geringe prestatie, als men bedenkt dat de zo persoonlijke, jagende fluisterstem van de dichter ook in vertaling voelbaar blijft.
Paul F. Boller jr schreef Presidential Wives (Oxford University Press, 533 p., f 32,75), een portrettengalerij van alle Amerikaanse First Ladies, van Martha Washington tot en met Nancy Reagan. Slechts twee vrijgezellen brachten het ooit tot het Witte Huis: James Buchanan en Grover Cleveland. De laatste trouwde overigens nog tijdens zijn tweede jaar in het ambt. De bekende theorie dat achter iedere grote man een vrouw staat, is met behulp van Bollers boek niet gemakkelijk te staven. Zijn studie staat vol zouteloze anekdotes over vrouwen die zich voornamelijk lijken te hebben beperkt tot het bewonderen van hun echtgenoten en het nakomen van allerlei nietszeggende sociale verplichtingen. ‘Splendid misery,’ zoals één van hen zei. Alleen Eleanor Roosevelt bleek de belangstelling en capaciteiten te bezitten om zich met zinniger zaken bezig te houden.
The Penguin Book Of Contemporary New Zealand Poetry (536 p., f 40,25), samengesteld door Miriama Evans, Harvey McQueen en Ian Wedde, is gedeeltelijk tweetalig. Alle Maori-gedichten zijn namelijk ook in de oorspronkelijke vorm opgenomen. De Maori-gedichten zijn overigens over het algemeen wel zo interessant als die van de Nieuwzeelanders van koloniale afkomst, die, voor zover men daarover mag generaliseren, een nogal academisch soort melancholie tentoonspreiden. De Maori-dichters daarentegen zitten duidelijk middenin een revival. Ze beschrijven nieuwe keuzen en dilemma's in traditionele beeldspraak. De besten onder hen geven aan dat het herontdekken van die oude vormen geen einddoel kan zijn, maar dat de bezinning in feite daar pas begint. ‘Kaore taku raru te ata mohiotia i nga raurangi nei’ betekent in het Engels: ‘My trouble is not really known these many days.’
Boyd's Grab Bag is de naam van een door driehonderdzestig Amerikaanse kranten overgenomen column van L.M. Boyd. Zijn rubriek bestaat al sinds jaar en dag uit het soort marginale wetenswaardigheden waar de krantelezer zijn of haar conversatie mee kan larderen. Een voorbeeld: ‘Het woord idioot komt oorspronkelijk van de Griekse term voor mensen die niet stemmen.’ Of, in de categorie geestig: ‘Studenten die de loop van de geschiedenis veranderen, zijn meestal een tentamen vraag aan het beantwoorden.’ Een selectie uit de columns werd gebundeld onder de titel Boyd's Curiosity Shop (Dell, 254 p., f 26,30). Om er enkele per dag onder ogen te krijgen is misschien wel aardig, maar uit een hele bundel bij elkaar stijgt, naar ik vrees, een verstikkende spruitjeslucht op. En of het allemaal even betrouwbaar is, is ook nog maar de vraag. Het boek wemelt van de zekerheden waar je je helemaal niet zo geleerde wenkbrauwen bij optrekt. ‘Vraag: Welk land is het enige ter wereld dat naar een persoon is genoemd? Antwoord: Saoedi-Arabië. En voorheen Rhodesië.’ Hoog in de Andes ligt er vast ook nog wel een.
NIEK MIEDEMA