Vrij Nederland. Boekenbijlage 1990
(1990)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas HeijneJe zit tegenover de man of vrouw die je zojuist een hand hebt gegeven, je neemt voorzichtig een slok van de koffie die hij of zij voor je neer heeft gezet, je drukt de knop van de recorder in en stelt de vraag: ‘In uw werk... uw laatste boek... u heeft eens gezegd...’ De ander kijkt je onderzoekend aan, wantrouwig meestal, alsof hij of zij verwacht dat je ieder moment iets onaangenaams zult zeggen, of erger nog, iets heel kritisch over het Werk. De rest hangt af van het moment. Het interview: het onnatuurlijkste gesprek dat je je kunt voorstellen. Twee vreemden in een geforceerd intieme situatie, van wie de een van alles weet over de ander, terwijl die meestal geen benul heeft van de persoonlijkheid van zijn ondervrager. Het heeft veel van een vluchtig sekscontact, waarin de een zich vrijwillig en langdurig onwelvoegelijk laat betasten door de ander; met de taperecorder als voorbehoedmiddel. Meestal eindigt het met een wederzijdse zucht van opluchting. Maar in het zeldzame geval dat een werkelijk intiem contact lijkt te ontstaan, wanneer er zoiets als een verbale romance lijkt op te bloeien, slaat de recorder af met een droge tik en geeft aan dat het tijd is om op te stappen, dat de volgende ondervrager staat te wachten, dat er een deadline gehaald moet worden. En wanneer ondervrager en ondervraagde elkaar kennen, maakt dat de situatie alleen nog maar onnatuurlijker. In een interview liggen de rollen vast en twee vrienden of kennissen die bezig zijn met een vraaggesprek, dat is zoiets als een echtpaar dat na jaren van rustig recht op en neer plotseling de daad gaat bedrijven aan de hand van een boekje over SM. Dat is nog maar het begin. Is het onderhoud zelf onnatuurlijk, het resultaat, het interview dat kort daarna in druk verschijnt en door duizenden, meestal honderdduizenden wordt gelezen, is nog veel meer gekunsteld. Het vraaggesprek in een dag- of weekblad speelt onwillekeurig altijd in op de bij de lezer diepgewortelde misvatting dat het om een afspiegeling van de werkelijkheid gaat. Dat het woord nooit waarheid kan zijn, weten we nu zo langzamerhand wel, maar bij een interview is de vorm van vraag en antwoord zo suggestief en de gelijkenis met bestaande personen en gebeurtenissen zo overtuigend, dat je je tegen beter weten in laat meeslepen door het gevoel dat je erbij bent, dat het onderhoud tegelijkertijd met het lezen van het interview plaatsvindt. Of hij nu wil of niet, de lezer waant zich altijd gesprekspartner. In de kunst is dat geoorloofd, in de journalistiek is zoiets misleidend. Vandaar dat interviews altijd aanleiding geven tot misverstanden; het resultaat dat de lezer onder ogen krijgt is het onmiskenbare maaksel van de interviewer (en wellicht van nog een paar redacteuren), maar het lijkt altijd of alles op het conto van de ondervraagde moet worden geschreven. De vorm, het schijngesprek op papier, is zo verleidelijk en suggestief, dat het misverstand niet uit te roeien valt; zoals je het leest, zo was het. Interviewen is manipuleren, tijdens het gesprek en naderhand nog eens op papier. Iedereen weet het, maar niemand wil het ook geloven. De ondervraagde die naderhand protesteert en zwakjes roept dat zijn woorden uit hun context gehaald zijn, wordt nooit echt geloofd, want de lezer heeft het gevoel dat hij er zelf bij geweest is. Wat afgedrukt werd heeft de werkelijkheid verdrongen, is werkelijkheid geworden. Dat maakt interviews zo verraderlijk, want niemand ontkomt. Zelfs de man of vrouw die zichzelf keer op keer verkeerd geciteerd heeft gezien, die talloze malen uitspraken heeft moeten verdedigen die niet de zijne of de hare waren, of slechts gedeeltelijk, leest interviews met anderen alsof het om de onversneden waarheid gaat. Alles aan een interview in een dag- of weekblad is onecht; het is een kort verhaal over een gebeurtenis die ooit plaatsvond, maar niemand weet meer hoe het precies zat en de betrokkenen hebben er ieder zo hun eigen ideeën over. De auteur is degene die ondertekent, niet de hoofdpersoon die aan het woord is. Om de situatie helder te houden, zou boven ieder vraaggesprek het zinnetje moeten staan dat je normaal voorin romans aantreft: iedere gelijkenis... Maar: het interview is een gekunstelde vorm, geen kunstvorm. De ondervrager manipuleert, corrigeert, illustreert en componeert de werkelijkheid, hij doet kortom alles wat een kunstenaar doet, maar dat alles slechts in beperkte mate, omdat de werkelijkheid voorgaat. Zijn verbeelding wordt gecensureerd door wat op het bandje staat. Zijn muze is zijn gesprekspartner en die inspireert niet, maar controleert. |
|