Afgeprijsd
Honden voor vervoer van handgranaten; dragers van soldaten en wapens als paarden, olifanten en kamelen; geiten, schapen, beren, apen, konijnen als regimentsmascotte en kanaries voor het moreel van de troepen. Pat Hodgson stelde een boekje over de trouw van die twee- en viervoeters in benarde dagen samen: Animals in War (94 p. f 1,50). Met vele gravures en foto's, bijvoorbeeld van het paard van Napoleon, waarvan Hodgson met gepaste verontwaardiging meldt dat de hoeven na Waterloo tot snuifdoosjes werden omgesmeed. De geschiedenis van de gans Jacob kent een eervoller uitkomst: in 1837 redde deze met wakker gesnater de Coldstream Guards, geen mens had nog de naderende Indianen had horen aankomen, Jacob wel. Hij kreeg er een gouden kraagje voor.
Nu al is er een heus naslagwerk op het gebied der graffiti: Peters Kreuzers Das Graffiti-Lexicon. Wand-Kunst von A bis Z. (494 p. f 6,90). Uitgebreide informatie over de openbare muurkunst. Gegevens over ‘der Spraydose’, typografie en beeldtaal. Met mooie lemma's als ‘Mico: New Yorker, Writer der Frühzeit der Graffiti-Bewegung, Meister (Master); war eines der zwölf ersten Mitglieder der UGA.’ Tot mijn stomme verbazing trof ik ook een lemma aan over ‘einer der größten deutschen Dichter’ Heine, Heinrich (1797-1856). Die spuitbusartiesten lijken hun klassieken te kennen.
Over tijdstip, hoedanigheid en plaats van de vondst van het lijk van Karel de Stoute op het winterse slagveld bij Nancy lopen de lezingen uiteen. Sommige bronnen spreken over 5 januari 1477, andere zelfs over 4 januari 1476. Wie dat eenmaal heeft opgemerkt, stuit op vele ongerijmdheden. Waar werd Karel precies gevonden? In het ijs vastgevroren, zoals de meesten schrijven, maar was dat nu ijs van een sloot, een beek of meer? Of lag Karel gewoon in het veld met het gezicht voorover in de modder vastgevroren? Was zijn gezicht inderdaad onherkenbaar omdat de wolven had het hadden verslonden? Kon men Karel de Stoutes stoffelijke overschot inderdaad herkennen aan nagels, haar en baard, die hij na de Zwitserse nederlaag van twee jaar eerder niet meer geknipt had? Over het beeld van historische onomstotelijkheden in boekillustraties schreef Tom Verschaffel Beeld en geschiedenis. Het Belgische en Vlaamse verleden in de romantische boekillustraties (220 p. f 14,90). Met de waarheid nemen de ‘romantische’ illustratoren het niet zo nauw, zij zien hun taak niet in eerste instantie in de weergave van de historische werkelijkheid. Een historische prent moest een ‘actuele’ waarde bezitten, en meestal dacht men dan aan zaken als het versterken van het nationale gevoel, bevestiging van de idee dat Vlaanderen kon bogen op een trots verleden. Op twee prenten vinden we Karel de Stoute terug, keurig ‘uitgeschud’ (althans: bijna naakt) zoals het volgens vrijwel alle bronnen hoort. Maar van onherkenbaarheid is bij een van beide afbeeldingen geen sprake. Op een prent uit 1887 zien we Karel er weliswaar in het ijs - ik zou zeggen: van een sloot - vastgevroren bijliggen, maar op een snor na glad geschoren en netjes gemanicuurd. Wel heeft het er alle schijn van dat er wat vogels in zijn borst hebben gepikt. Een graveur uit 1894 heeft weer een andere melange uit de overleveringen samengesteld. Karel lijkt al uit
het ijs van een onmiskenbaar meer te zijn losgebroken, in de rechterbenedenhoek van de prent is een wak te zien. Zijn borst is ongeschonden, hij ligt als de Christus van een Pieta in de armen van een van de vinders. De ander bekijkt zijn vingernagels, en suggereert met het tonen van zijn eigen vingernagels dat het hier inderdaad het lijk van Karel de Stoute betreft.
De dood van Karel de Stoute, net als alle historische feiten, geeft ruimte aan de verbeelding. Tom Verschaffel geeft er vele schitterende voorbeelden van.
Een interessante serie plaatwerken is De pharmacie en de kunst. De delen 4, 5 en 6 werden afgeprijsd (rond de 106 p., f 12,90 per stuk). Apotheekinterieurs, stillevens met apothekerspotten, zinnebeeldige voorstellingen van het medicinale bedrijf, mortels en stampers, geneesmiddelenfabricage, en dat alles door (grote of kleine) kunstenaarshand verbeeld.
In 1901 schreef de Heerlense broeder Aloysius in het ‘voorbericht’ van zijn Troost der zieken dat hij ‘door de goddelijke Voorzienigheid tot den kloosterlijken staat geroepen, de schoonste gelegenheid had om zijn vurig verlangen, de lijdende menschen te helpen, ten uitvoer te brengen’. In 1889, zo schrijft de broeder, had hij zelf ervaring opgedaan met de waterkuur van dr. Kneipp. Hij leed aan een familieaandoening, tering, en ‘na anderhalf jaar met moed gekneippt te hebben, was ik, tot ieders verwondering, van den kwaal genezen’. Om iets terug te doen begon de broeder gegevens over de geneeskrachtige werking van kruiden te verzamelen. Dat leidde tot de Troost der zieken, een 575 pagina's tellend naslagwerk ter verlichting en opwekking. Dat de naam Kneipp ook nogal eens valt, hoeft na Aloysius' wonderbaarlijke genezing niet te verbazen, maar ook verder bevat zijn boek een schat aan gegevens. Tegen Flatus (gassen) bijvoorbeeld helpt de (tamelijk bewerkelijke) kuur van ‘halfbaden, begietingen van den rug, bovenlijfwasschingen, compressen van koud water op 't onderlijf, de jeneverbeskuur van Mgr. Kneipp, thee van tijm, roomsche kamillen, muntekruid, melisse, venkel, koriander, karwij of anijszaad en bij kinderen wrijft men 't onderlijf in met een mengsel van 10 gram water en 5 druppels kruidnagelolie.’
Philippa Backs The Illustrated Herbal (150 p. f 19,90) bevat weliswaar slechts een fractie van het aantal kruiden dat we bij broeder Aloysius vinden, maar besteedt naast geneeskrachtige werking ook aandacht aan recepten voor de verwerking van kruiden tot zeep en shampoo. Zo blijkt het bijbelse kruid hysop uiterst geschikt voor huid- en oogverzorging en het St. Janskruid vormt de grondstof voor een tinctuur die het haar zacht en soepel houdt.
‘Wij zagen vroeger, dat de uithangborden nog al wat ongelegenheid aan de voorbijgangers konnen veroorzaken, en dat hun vermetelheid in 't voorwaartsdringen onophoudelijk door keuren bestreden moest worden.’ Dat schrijven mr. J. van Lennep en J. ter Gouw in hun oorspronkelijk in 1868 verschenen, tweedelig standaardwerk De uithangteekens in verband met Geschiedenis en Volksleven beschouwd (reprint, 844 p. f 19,50). Om ook de positieve kwaliteiten van uithangborden te benadrukken, citeren beide schrijvers twee regels van de Engelse dichter Gay:
Be sure observe the signs; for signs remain
Like faithful Landmarks to the walking Train.
De uithangteekens behandelt op werkelijk uitputtende wijze de talloze genres en de iconografie der uithangborden. Over ‘uithangers’ als notarissen, kroeghouders, onderwijzers, timmerlieden en kuipers; over onderwerpen als Grieken en Romeinen, zeehelden, de Prins, bloemen en kruisen; over vormen als rebussen, woordspelingen en kakografieën. Veel aandacht ook voor teksten op uithangborden. Zo zagen Van Lennep en Ter Gouw voor een luifel te Lekkerkerk, onder een afbeelding van Adam en Eva:
't A A. 10. is 11. 8. zoek. die. 20
ATTE JONGSTRA
De bovenstaande titels zijn verkrijgbaar bij filialen van Modern Antiquariaat De Slegte.