Rustieke impressies als op oude schilderijen
Jan Siebelinks ‘De overkant van de rivier’: tussen Jos van Manen-Pieters en Flaubert
De overkant van de rivier door Jan Siebelink Uitgever Meulenhoff, 361 p., f 39,80
Frans de Rover
Vijftien jaar geleden debuteerde Jan Siebelink met de verhalenbundel Nachtschade. De bundel bevatte een staalkaart van de thema's waardoor Siebelink in die tijd - onder invloed van het Franse symbolisme en fin-de-siècle gefascineerd werd: dood, verval, exotische schittering, vormen van afwijkende seksualiteit en erotiek. Maar dat alles dan gesitueerd in een Veluws landschap: Arnhem, Velp, Ede, Dieren. Hij leunde sterk op het werk van met name J.K. Huysmans; kwade tongen beweerden dat hij er schaamteloos aan ontleende. In de verdorven Randstad hoorde je sindsdien soms geringschattende oordelen of smalende opmerkingen: decadentie op de Veluwe met Siebelink als de Huysmans van het Uddeler meer. Ongefundeerde oordelen, flauwe opmerkingen.
Sedert 1975 heeft Siebelink een omvangrijk oeuvre bijeengeschreven waarin een duidelijke lijn te onderkennen valt. Zijn fascinatie door de Franse literatuur krijgt vorm in essays en interviews voor de Haagse Post; hij bundelde ze in De reptielse geest (1981) en De prins van nachtelijk Parijs (1985). Spannende boeken: informatief en stimulerend voor wie in ‘literatuur’ geïnteresseerd is. In zijn literair werk verdwijnen de opzichtig decadente motieven steeds meer in de achtergrond; wat overblijft in romans als De herfst zal schitterend zijn (1980) of En joeg de vossen door het staande koren (1982), en ook in zijn meer recente verhalen en novellen, is de minutieuze psychologische beschrijving van mensen en hun emoties, - maar het blijven mensen in een provinciale setting. Dat wel. Ik weet natuurlijk ook dat de ondertitel van Flauberts Madame Bovary luidt: ‘moeurs de province’, toch blijft het een waagstuk een Nederlandse ‘Moeder Hanna’ (zij is de hoofdpersoon in Siebelinks nieuwe roman) te laten rondlopen aan de rand van de Veluwe.
De flaptekst van de roman met de Anton Coolen-achtige titel boezemt mij enige vrees in over de goede literaire afloop: ‘Het leven van een vrouw. Hanna's geschiedenis, die een kleine eeuw omvat, de onze, kent op het oog slechts gewone gebeurtenissen. Toch blijken ze dramatisch te zijn; het bestaan van een familie wordt er uiteindelijk door bepaald. Feesten en sterfgevallen, momenten van geluk en rampspoed markeren de weg die Hanna gaat. Beschikt zij zelf over voldoende weerstand? Is het veerhuis aan de rivier een vesting of juist niet?’ Een wervende tekst die niet zou misstaan op apocrief-literaire werken van Jannetje Visser-Roosendaal, Jos van Manen-Pieters of Wil den Hollander.
Flauwe opmerking, want het verschil tussen een streekroman en een roman van Siebelink is minstens dat Siebelink kan schrijven. Door zijn stijl en literaire kunstgrepen (het perspectief van waaruit verteld wordt, vind ik een vondst; het slot eveneens) krijgt een familiegeschiedenis die zich afspeelt tussen mensen in de gehuchten Bahr, Rha en Worth toch een wat algemenere strekking.
Jan Siebelink
steye raviez
De overkant van de rivier lees ik in de eerste plaats als een hommage aan een moeder, en in dat opzicht lijkt de roman veel psychologische thema's samen te vatten die Siebelink in eerder werk aan de orde stelde: de verschillen in geloofsbelevenis tussen een vader en een moeder, de competentiestrijd tussen een oudere en een jongere broer, de rol van een zusje of een dochtertje. Ik spreek met opzet steeds van ‘een’, want met alle respect voor Siebelinks schrijftalent: die vader, moeder, broers en zusje worden voor mij toch niet werkelijk tot ‘de’ vader, moeder enzovoort. Daarvoor is mij de problematiek te particulier, vooral te ‘gristelijk’ particulier.