Vrij Nederland. Boekenbijlage 1990
(1990)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas HeijneEerst zijn er de feiten. Anton Tsjechov sterft op 2 juli 1904 in het Duitse kuuroord Badenweiler. Hij krijgt ademnood en zijn vrouw en de aanwezige dokter, dr. Schwörer, willen zuurstof laten komen, maar Tsjechov zegt: wat heeft het voor zin? Voor het komt ben ik een lijk. En dokter Schwörer loopt naar de telefoon en belt naar de keuken en bestelt een fles champagne. Met drie glazen. Tsjechov neemt een paar slokjes, begint te ijlen, zegt ik ga dood in het Russisch, dan ich sterbe en is dood. Dat zijn de feiten, er zijn getuigen, maar hoe belangrijk zijn ze? Wat betekenen ze? Zijn iemands laatste uren op de een of andere manier bepalend voor alles wat eraan voorafging? En die fles champagne, hoe je de feiten ook rangschikt, of je hem nu wegmoffelt in een bijzin, of er een hele alinea aan wijdt, hij betekent iets. Maar wat? In zijn biografie van Tsjechov beschrijft V.S. Pritchett Tsjechovs laatste uren in nauwelijks een bladzijde. Hij vermeldt dat de schrijver enkele uren voor zijn dood nog een verhaal vertelde aan zijn vrouw, over een hotel vol dikke Engelsen en Amerikanen, die op een avond ontdekken dat de kok ervandoor is en ze het zonder diner zullen moeten stellen. Dr. Schwörer ontbreekt in Pritchetts verhaal; uit zijn beschrijving zou je kunnen opmaken dat het Tsjechov zelf was die de champagne liet komen. Zijn dood, enkele regels later, is een intieme aangelegenheid tussen man en vrouw, een scène vol mildheid en berusting. Wanneer hij zijn ogen voorgoed gesloten heeft, merkt zijn vrouw Olga op dat hij er plotseling jong uitziet, ‘bijna gelukkig’. De biograaf onderstreept deze innerlijke rust door een aantal kluchtige feiten over de nasleep van het sterfgeval te vermelden. Tsjechovs lichaam wordt teruggebracht naar Rusland in een goederenwagon in een kist met een etiket waarop ‘verse oesters’ staat. In Moskou lopen de rouwenden voor de grote Russische schrijver achter de verkeerde kist aan. ‘Zo behandelen wij onze grote schrijvers,’ brieste Maxim Gorki. Aan deze feiten voegt Pritchett toe dat Tsjechov het prachtig gevonden zou hebben. Hier spreekt de biograaf: niemand kan weten wat Tsjechov ervan gevonden zou hebben. Dat is één verhaal. Een ander over dezelfde feiten wordt verteld door de Amerikaan Raymond Carver. ‘Errand’ heet het korte verhaal dat hij over de dood van Tsjechov schreef. Carver neemt een korte aanloop tot de sterfscène, waarin hij duidelijk maakt dat Tsjechov zich geenzins met zijn naderende dood had verzoend: ‘Eerder, voor zijn tuberculose werd gediagnostiseerd, had Tsjechov opgemerkt: “Wanneer een boer aan de tering lijdt, zeg hij: er is niets dat ik kan doen. Ik zal verdwijnen in de lente met het smelten van de sneeuw.” (Tsjechov zelf stierf in de zomer, tijdens een hittegolf.) Maar toen Tsjechovs eigen tuberculose werd ontdekt, probeerde hij de ernst van zijn toestand voortdurend te bagatelliseren.’ Op 13 juni, minder dan drie weken voor hij sterft, schrijft Carver, schrijft Tsjechov zijn moeder dat hij aan de beterende hand is, sterker nog, dat hij waarschijnlijk binnen een week weer geheel en al hersteld zal zijn. Carver in ‘Errand’: ‘Maar hij wist het. In dit stadium moet hij het geweten hebben. En toch vertelde hij in een van de laatste brieven die hij schreef aan zijn zuster dat hij met de dag aansterkte.’ Tijdens de laatste uren in Badenweiler neemt Carver afstand van Tsjechov en beschrijft hem zoals de luxe-dokter Schwörer zijn beroemde patiënt moet hebben gezien: een hopeloos geval. Zonder overleg te plegen met Olga, belt de dokter naar de keuken van het hotel en bestelt de champagne, de beste champagne die er is. ‘Het was een van die zeldzame ingevingen die naderhand gemakkelijk over het hoofd gezien kunnen worden, omdat de daad zo volslagen toepasselijk is dat ze onvermijdelijk lijkt.’ De champagne wordt gebracht door een jongeman die duidelijk net wakker is geworden. Schwörer schenkt in en duwt de kurk uit gewoonte terug in de fles. Tsjechov drinkt de champagne en sterft. Maar wanneer dokter Schwörer de overlijdensakte wil tekenen, springt de kurk uit de fles; schuim bruist over het tafelblad. Carver neemt nog meer afstand van Tsjechov. ‘Errand’ eindigt met een gesprek tussen Olga en de jongen die de champagne bracht, op de ochtend van Tsjechovs dood. De jongen ziet de fles op de tafel, de glazen, en de kurk op de grond. Hij wil zich bukken om de kurk op te rapen, maar heeft een vaas met bloemen in zijn hand. Hij biedt aan ontbijt te brengen, maar de vrouw zegt dat ze geen ontbijt wil. ‘Herr Tsjechov is dood.’ Ze draagt de jongen op een lijkbezorger te gaan zoeken, de beste die er is, een vakman die de grote schrijver kan balsemen op een manier hem waardig. ‘Zul je dat doen?’ vraagt Tsjechovs weduwe de jongen. Maar de jongen denkt aan de kurk op de vloer en vraagt zich af hoe hij hem kan oprapen met de vaas in zijn handen. ‘Zonder naar de grond te kijken, strekte hij zijn arm uit en sloot hem in zijn hand.’ Sir V.S. Pritchett is negentig jaar oud, en leeft nog altijd met de vrouw die hij in 1936 huwde; zijn biografie van Tsjechov verscheen verleden jaar. Raymond Carver overleed op 2 augustus 1988 aan kanker, negenenveertig jaar oud. ‘Errand’ was het laatste verhaal dat hij publiceerde. In een van zijn laatste interviews, toen hij al ernstig ziek geweest moet zijn, spreekt hij hoopvol over de toekomst. Dat is biografie: een verhaal over een verhaal over een verhaal. Over een verhaal. |
|