Vrij Nederland. Boekenbijlage 1990
(1990)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Jan Fred van WijnenEen van de legendarische bodemschatten van de Nederlandse literatuur is de correspondentie van uitgever en schrijver Geert van Oorschot. Gelukkig wist hij dat zelf ook. In zijn testament bepaalde hij dat zijn brieven vijf jaar na zijn dood mochten worden uitgegeven. Dat is dus over tweeënhalf jaar. De Stichting Geert van Oorschot (die onder andere de Belle van Zuylen Prijs uitreikt) vroeg kortgeleden aan iedereen die - voor zover bekend of vermoed - heeft gecorrespondeerd met Van Oorschot om de brieven te overhandigen. Ze zullen worden uitgegeven door uitgeverij Van Oorschot, die sinds twee jaar wordt geleid door Wouter van Oorschot, de zoon van Geert. De uitgever heeft nog niet het geringste idee hoe de briefwisseling eruit zal zien. Er zijn bij benadering zo'n dertigduizend brieven. Een integrale dundrukeditie zou dertig delen omvatten, maar niet alle brieven komen voor publikatie in aanmerking, en het is ook niet bekend welke correspondenten bezwaar maken tegen publikatie. Er is evenmin besloten of de interessante retourbrieven moeten worden opgenomen, als de afzenders al toestemming verlenen. Wat Wouter van Oorschot betreft, wordt er niets in de brieven geschrapt. Een klein voorproefje van Geert van Oorschots correspondentievermogens was te lezen in Het tuurtouw van Jeroen Brouwers, een lang uitgevallen In memoriam dat vorig jaar augustus door uitgeverij Van Oorschot werd uitgegeven. Brouwers' karakteristiek van de uitgever (een ‘gietijzeren knuffelrinoceros’ - als je hem op z'n rug legt zegt hij ‘mama’ en als je hem rechtop zet ‘godverdomme’) geeft een aardige indruk van wat de brieven zullen onthullen, als ze inderdaad ongecensureerd verschijnen. Een termijn voor publikatie is niet gesteld. Wouter van Oorschot, die nog geen idee heeft hoe de uitgave moet worden gefinancierd, denkt dat de eerste delen op zijn vroegst rond de eeuwwisseling zullen verschijnen.
De boekenweek is de Boekenweek van de CPNB (Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek). Een ieder die ook een Boekenweek afkondigt, krijgt een advocaat van de CPNB aan zijn deur, zoals in 1988 de organisatie die een ‘Derde Wereld Boekenweek’ had willen organiseren. Boekenweek en boekenweekgeschenk zijn namelijk gedeponeerde namen. Daarom heeft De Bijenkorf een Literaire Boekenmaand. Deze maand is er weer een, en bij die Boekenmaand hoort het boekje De Ideale Bibliotheek - 100 boeken die iedereen gelezen moet hebben (f 9,90; een initiatief van centrale boekeninkoper Peter Brinkers). De Bijenkorf heeft hierin een ‘Top Honderd van de Nederlandse Literatuur’ geselecteerd. Nederlandse Literatuur betekent in dit geval: de honderd meestgelezen boeken op eindexamenlijsten van middelbare scholieren. Bovenaan staat natuurlijk De aanslag van Harry Mulisch, want De aanslag - dat weet iedere scholier en oud-scholier - is in de bioscoop en op televisie geweest. Dan hoeven ze het boek niet meer te lezen. Op de tweede plaats staat Het bittere kruid van Marga Minco. Een heel goed boek, weliswaar, maar het staat voornamelijk al vele jaren op elke ‘lijst’ omdat het zo dun is. Heeft Peter Brinkers soms geen eindexamen gedaan? Jawel, zegt hij, maar het gaat er hier om dat het een ‘samenhangende’ top honderd is, ‘die inderdaad niet opvalt door schoonheid. Het zijn allemaal verdomd dunne boekjes, maar dat is ook een tendens van deze tijd.’ Op de 93ste plaats staat Kruistocht in spijkerbroek, het jeugdboek waar Thea Beckman in 1974 de Gouden Griffel mee won. Dat mag nu blijkbaar ook al voor het eindexamen worden gelezen.
Op de negende Europese Antiquarenbeurs in Amsterdam, in 1988, deed de toenmalige bibliothecaris-directeur van de Koninklijke Bibliotheek J. van der Heijst een oproep om ‘het oude en bijzondere boek’ voor Nederland te behouden. Bibliotheken hadden er geen geld meer voor, buitenlandse cultuurrovers des te meer. Zo juist is de stichting Amor Librorum opgericht, die fondsen gaat werven om die oude boeken te kunnen kopen. In het bestuur zitten niet alleen vertegenwoordigers van Nederlandse bibliotheken, maar ook de voorzitter van de Nederlandse Vereeniging van Antiquaren, de Haagse antiquaar John Vloemans. Is hier sprake van tegenstrijdige belangen? Heeft het Nederlandse antiquariaat er misschien een vaste afnemer bij: de Stichting Amor Librorum? ‘Nee,’ zegt Vloemans. ‘Wij hebben de Nederlandse markt niet nodig. We verkopen ze veel makkelijker aan het buitenland.’ De antiquaren, zegt hij, doen het uit liefde voor boeken die in Nederland thuishoren. Een onafhankelijke commissie van oud-bibliothecarissen zal adviseren over boeken die de stichting koopt.
De problemen tussen vertaler Alex Brotherton, de Stichting voor Vertalingen en de Amerikaanse uitgeverij New Amsterdam zijn definitief opgelost. De uitgever heeft Brotherton twee procent royalty's aangeboden voor zijn Engelse vertaling van De koperen tuin van Simon Vestdijk, die na vijfentwintig jaar opnieuw wordt uitgegeven, en de Stichting wil hem een eenmalig bedrag van f 4,500, - geven. Brotherton verklaart akkoord te zijn gegaan.
De Nederlandse Taalunie is een officiële brain trust voor het Nederlands. Zij bestaat tien jaar en publiceert al enige tijd, hoewel nog geen tien jaar, ideeën en voorstellen die doorgaan voor ‘wetenschappelijke beleidsvoorbereidende studies’. Dat zijn de zogenaamde Voorzetten. De Taalunie zou haar lustrum graag op gepaste wijze hebben gevierd, maar uitgerekend nu werd Voorzet nummer 20, een voorstel voor een ingrijpende wijziging van de Nederlandse spelling, naar de prullenmand verwezen. Die voorzet was een jaar geleden geschreven door een Werkgroep Spelling onder leiding van de Vlaamse prof. dr. G. Geerts. Het voorstel werd afgekeurd door een ander onderdeel van de Taalunie, de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, die elk jaar een advies schrijft aan de hoogste instantie van de Taalunie: het Comité van Ministers (de Nederlandse en Belgische ministers van Onderwijs en van Cultuur). De Raad vond het bijvoorbeeld geen goed idee van professor Geerts om de dubbele medeklinkers die voor de uitspraak niet nodig zijn, zoals de ‘ss’ in ‘fietsster’ en de ‘ll’ in ‘onmiddellijk’, te reduceren tot een enkele. En dat hij een nieuw systeem voor werkwoordsvervoeging wil (hij speeld, hij benoemd, naar analogie van hij heeft gespeeld, hij heeft benoemd) vond de Raad al helemaal niets. De Raad stelt voor om een Spellingcommissie op te richten die het werk van professor Geerts mag overdoen. Vol vertrouwen in het werk van deze commissie gaat de Raad ook uitzoeken of het misschien beter is dat de spelling niet meer bij de Spellingwet uit 1947 wordt geregeld, maar door de Nederlandse Taalunie. Dat zal de Raad niet alleen zelf uitzoeken, ze zal ook advies vragen aan ‘een deskundige jurist’. Dit klinkt wat vreemd, een jurist die over de taal adviseert, maar hier heeft de Taalunie ervaring mee. In het Verdrag van de Nederlandse Taalunie stond een zeker artikel 4b, waarin de verdragspartijen besluiten tot ‘het gemeenschappelijk bepalen van de officiële spelling en spraakkunst van de Nederlandse taal’. Deze formulering klopte niet, vond de Taalunie twee jaar geleden. De samentrekking ‘de officiële spelling en spraakkunst’ betekent in feite ‘de officiële spelling en de officiële spraakkunst’, en het is een beetje wereldvreemd om een officiële spraakkunst te willen bepalen. Wat ieder ander zou doen, namelijk de ministers vertellen dat hei artikel anders moet, deed de Taalunie niet. Algemeen Secretaris Oscar de Wandel besloot twee juristen in te huren om te laten uitzoeken of het artikel zo kon worden geïnterpreteerd, dat er juridisch niet staat wat er taalkundig wel staat. De twee juristen, professor Neri Sybesma-Knol en professor Karel Wellens, schreven in Voorzet 10 dat dit inderdaad mogelijk is, en de Taalunie rapporteerde dit weer aan de ministers. Als er toch niet staat wat er staat, meenden de ministers, kan ‘spraakkunst’ net zo goed uit het artikel worden geschrapt, en dat gebeurde dan ook. Het kostte enige tienduizenden guldens aan honorarium, want juristen zijn duurder dan taalkundigen. Zo wordt het ook wat duidelijker waarom de Raad nu bijna een half miljoen per jaar extra vraagt voor ‘het ontwikkelen van een eigen beleid’ (boven het miljoen dat de Taalunie daarvoor al krijgt). De Taalunie wil nieuwe initiatieven ondernemen ‘op het gebied van spraakkunst, terminologie ten behoeve van wetgeving en officiële publikaties, spelling, letteren en onderwijs’. Een ‘deskundige jurist’ zal daar nog aardig wat aan kunnen verdienen. |
|