Cabaretliedjes
Vervolg van pagina 8
Heeft dat gruwelijke verhaal niet ondanks alles iets gezelligs, iets huiselijks? Cabaretteksten lijken soms wel de letterkast van de literatuur. Zoiets als de kunst op een postzegel, of een koektrommel, of een onderzetter. Het is trouwens bijna ongelooflijk hoeveel er in Nederlandse chansons wordt gegeten, gedronken en op theevisite wordt gegaan.
Klöters en Van der Veer, tot slot, hebben bewonderenswaardig werk verricht. Dat begint al met de presentatie. Op een prettige, niet-pretentieuze inleiding volgen 308 liedteksten, gerangschikt naar teneur (21 klachten, 26 bespiegelingen, 14 absurditeiten, 22 verlangens, enzovoorts) en voorzien van jaartal. Bovendien is er niet zonder nadere vermelding in teksten geknipt, zoals Van Altena heeft gedaan bij Jaap van der Merwes ‘Drie eskadrons’, waaruit de helft doodleuk verdwenen is. Een vergelijking van dit lied is trouwens toch curieus. In de ene bundel lezen we:
Simon Torna was erbij en Kruif,
Kooistra, Scholten, Kleine,
Bruinsma, Beemsterboer en Duif...
terwijl het bij Klöters en Van der Veer heet:
Simon Thomas was erbij, en Cruyff
Kooistra, Scholten, kleine Bruinsma,
Niet dat het zo belangrijk is, maar je vraagt je af welke bronnen hier zijn gebruikt. Overigens zij gezegd dat de tweede versie klopt.
Met name het boek van Klöters en Van der Veer vervult de lezer soms met een zekere trots: wat kan het Nederlands toch een toch een waarlijk prachtige taal zijn, dat is de indruk die hij krijgt. Er zijn in deze bloemlezing bewust geen vertalingen toegelaten (Van Altena heeft een aantal chansonvertalingen van hemzelf en Lennaert Nijgh opgenomen), omdat men wilde kiezen voor oorspronkelijk werk van vaderlandse bodem. Wie daarbij helaas in alle boeken ontbreekt is Jaap Fischer, die nimmer toestemming verleent voor publikatie van oude teksten. ‘Auteursrechtelijk zal hij dus pas vijftig jaar na zijn dood zijn plaats in de historieboeken van onze kleinkunst kunnen innemen,’ verzucht Van Altena. En het aftellen is nog niet eens begonnen.
■