Afgeprijsd
In de geschiedschrijving van de seksualiteit is dr. Magnus Hirschfeld een autoriteit. Hirschfeld was directeur van het Weense Institut für Sexualforschung, een instelling die zich specialiseerde in de freudiaans georiënteerde, psychoanalytische benadering van het geslachtsleven. Klassiek onder de vele uitgaven van het instituut is een wonderbaarlijk rijke encyclopedie op het gebied der ‘medizinischer, juridischer, soziologischer, literaturhistorischer, kunstgeschichtlicher und kulturwissenschaftlicher Sexualforschung’. Uitvoerig geïllustreerd, grondig, en in de keuze van onderwerp of beeldmateriaal niet geremd door moraal of piëteit voor de lezer: ook slachtoffers van gruwelijke verkrachtingen zijn bijvoorbeeld objectief in beeld gebracht. Of er werkelijk sprake is van wetenschappelijke objectiviteit is niet helemaal zeker, hier en daar lijkt de nieuwsgierigheid van de Weense wetenschappers niet onbewogen, maar dat is juist het spannende aan het werk van Hirschfeld. Los van het feit dat het bij zijn werk vrijwel zonder uitzondering gaat om indrukwekkende materiaalverzamelingen, is wat hij schreef een monument van een cultuur die niet langer de onze is, en tevens een psychologische schets - hoe indirect ook - van de makers zelf. Dit geldt ook voor Hirschfelds Sittengeschichte des I. Weltkrieges (De Slegte, 607 p. f 39,50). Opnieuw beweert Hirschfeld ‘die Wahrheit, die reine Wahrheit’ te willen weergeven, maar wie hoofdstukken als ‘Die erotischen Typen der Vorkriegsfrau’, ‘Uniformfetischmus’, ‘Ehebruch und andere Psychosen’, ‘Koprolagnie und Sadismus der Pflegerin’ leest, ziet wel een wonderlijke invalshoek van die ‘waarheid’. De wereld zoals die zich in Hirschfelds Sittengeschichte openbaart is een gesloten circuit, waarin slechts (potentiële) patiënten circuleren: -manen
en -fielen met soms ongehoorde voorvoegsels. Verbluffend tegelijkertijd is hoe rijk dit zeer bepaalde universum is. Hirschfeld moet ongelofelijk belezen zijn geweest, en tegelijkertijd over een onthutsende eruditie hebben beschikt, een kennis die het passende en navrante in de gevestigde literatuur wist te vinden, maar die zich ook uitstrekte tot de verboden (en derhalve vaak verdwenen) boeken en kunstwerken.
Of Willem van Swaanenburg (1679-1728), zoals de uitgever belooft, ‘de meest controversiële schrijver uit de literatuurgeschiedenis’ is staat nog te bezien, maar dwars was deze (hermetisch) mystieke satiricus zeker. Saskia Janssens, Frank van Lamoen en André Hanou stelden een uitgebreid geannoteerde (en dat is geen overbodige luxe) bloemlezing uit het werk van Van Swaanenburg samen onder de prachtige titel Een hel vol weelde (De Slegte, 285 p. f 14,90). Een van de opgenomen gedichten is ‘Chaös, of Swaanenburgs overstulpte digtluim’, waarin de dichter probeert ordening te brengen in de losse elementen waaruit de oerstaat van het universum bestaat. Een taak die alleen voor God en dichters is weggelegd. Het wekt dan ook geen verbazing dat Swaanenburg in zijn schepping hier en daar het verschil tussen God en de door ‘digtluim overstulpte’ poëet uit het oog verliest. Dat doet niets af aan de gloed van zijn hermetische poëzie, met vergeten Nederlandse hoogtepunten als ‘boezemtippen’. De wereld draait volgens Swaanenburg om seks en geld, ofte wel ‘kool en rapen’. Op een in Een hel vol weelde opgenomen titelprent wordt dat aanschouwelijk voorgesteld. We zien de dichter een groene kool met een navigatiepasser bemeten. Het blijft schipperen in de wereld, 't is niet anders, maar Swaanenburg deed het zo weinig mogelijk.
De psychologie der sexen van Havelock Ellis is nog steeds een standaardwerk, niet in de laatste plaats vanwege de vele portretten van wonderlijke fascinaties die het bevat. Havelock Ellis is ook vertegenwoordigd in de bundel The Sacred Beetle and Other Great Essays in Science (Het Martyrium, 428 p. f 9.90).
Naast bespiegelingen van onder anderen Darwin, Sagan, Chesterton, Ortega Y Gasset, Asimov, Maeterlinck en Wells is een stuk van Havelock Ellis opgenomen onder de veelbelovende titel ‘What makes a woman beautiful’, een prachtig essay en, zoals dat hoort in de seksueel-historische traditie, vol merkwaardige opvattingen. Met opnieuw veel eruditie schetst Havelock Ellis de vele ideaalbeelden van de vrouw, door de eeuwen heen, van de Papoea's tot de Fransen. Over de voorkeur voor blond of bruin, smalle of gevulde taille, grote of kleine borsten et cetera. Een onderzoeker, een zekere Stratz (helaas ontbreekt bij alle essays in The Sacred Beetle de verwijzing naar gebruikte literatuur) is van mening dat blonde lokken de voorkeur verdienen, maar dan wel op het hoofd. Wenkbrauwen en schaamhaar moeten donker zijn. De perfecte combinatie van kleur, vorm en beharing had Stratz onder duizenden onderzochte vrouwen slechts eenmaal aangetroffen.
Van veel minder eruditie getuigt Peter Wagners tweetalige (Duits en Engels) Lust & Love in the Rococo Period (De Slegte/Van Gennep, 240 p. f 23,90). Dat neemt niet weg dat Wagner een groot aantal erotische platen bijeenbracht. Van bekende tekenaars en schilders der lichamelijkheid als Rowlandson, Boucher, Fragonard, Hogarth, op dit gebied minder bekenden als Chodowiecki, tot volstrekt anonieme schilders en etsers. In de (beknopte) inleiding geeft Wagner een aardige schets van de literaire parallellen.
Dieter Wuckel schreef Science Fiction. Eine Illustrierte Literaturgeschichte (De Slegte, 260 p. f 29,50). In dit vertrouwenwekkende overzicht aandacht voor Francis Bacons Atlantis, Defoes Robinson Crusoe, Swifts Gulliver's Travels en Holbergs Niels Klim maar ook Spielbergs E.T. ontbreekt niet.
Tijdens de onderzoekingen voor zijn beroemde boek De Benedanti stuitte Carlo Ginzzburg op twee uitgebreide inquisitiedossiers over de processen tegen een savante zestiende-eeuwse molenaar. Hoe dankbaar de historicus de nauwgezetheid der inquisiteurs moet zijn, laat het ‘dossier Menocchio’ prachig zien: er is zelfs een lijst van boeken opgenomen die de molenaar had gelezen. Op spannende wijze reconstrueert Ginzburg in The Cheese and the Worms wat hij ‘de kosmos’ van Menocchio noemt, een wereldbeeld dat hij niet voor zich hield: het bracht hem in 1599 op de brandstapel (Het Martyrium, 177 p. f 17,50).
De Franse historicus Marc Bloch onderzocht een speciaal aspect van het koningschap, de ‘goddelijke’ kracht om zieken te genezen, speciaal waar het lijders aan epilepsie en opgezwollen klieren betrof, en schreef een fascinerend boek: The Royal Touch. Monarchy and Miracles in France and England (Het Martyrium, 441 p. f 24,90) Ook omgekeerd werden de bovenmenselijke gaven aan het kopnigschap verbonden. Zo moest in de veertiende eeuw de Franse koning Filips van Valois zijn echtheid bewijzen door zichzelf aan hongerige leeuwen aan te bieden (een leeuw valt nooit een ware konig aan) of door een wonderbaarlijke genezing te demonstreren. Filips deed het enige wat hem te doen stond: hij weigerde uit trots aan een dergelijke ‘goedkope’ expositie van zijn gaven mee te werken. Het was een gokje, maar het werkte, en de verhalen rond het thema ‘Le roi est un grand magicien’ (Montesquieu; Bloch gebruikt het als motto) bleven nog tot ver in de achttiende eeuw bestaan.
ATTE JONGSTRA
Modern Antiquariaat Van Gennep is gevestigd op Nieuwe Zijds Voorurgwal 330 Amsterdam en Oude Binnenweg 131B Rotterdam; Boekhandel Het Martyrium in de Van Baerlestraat 170-172 Amsterdam.