Goddelijke gedichten
Het Poëziecentrum Gent (Hoorstraat 11, B9000 Gent) documenteerde tot op heden de poezie van Noord- en Zuid-Nederland. Te Gent, het kan geen kwaad om dat eens onder de aandacht te brengen, zijn de volledige dichtwerken van de verzamelde Nederlandse dichters ter raadpleging bijeengebracht. Bij die lofwaardige conserveringstaak heeft het Poëziecentrum er nóg een op zich genomen die dichters toegankelijk maakt: ze geven ze nu ook uit. Een eerste reeks van drie kloeke bloemlezingen met ruime keuzen uit het klassiek geworden werk van Karel van de Woestijne, Paul van Ostaijen en Guido Gezelle is verschenen (plm. 200 pagina's per deel à BF 595, f 29,90). De bundels zijn bedoeld om het klassiek geworden werk van grote dichters te ontsluiten voor scholieren en studenten, maar typografie en omslag maken de bundels ook voor belangelozer liefhebbers aantrekkelijk. De drie bloemlezingen zijn elk voorzien van even geleerde als informatieve inleidingen op het werk van de betreffende dichter. Piet Couttenier leidt Guido Gezelle in (Mijn dichten, mijn geliefde); Marc Reynebeau Paul van Ostaijen (Witte hoeven achter de zoom); Anne Marie Musschoot Karel van de Woestijne (Aan de hoogste kim). De introducties leggen zonder ook maar over iets al te gewichtig over te doen elk het verband tussen de dichter, zijn biografie, zijn levenshouding en opvattingen over poëzie, en wijzen Gezelle, Van Ostaijen en Van de Woestijne ieder hun plaats tussen de tijdgenoten - in alle drie de gevallen als niet de minsten onder hen. De analyse die Musschoot verstrekt bij Van de Woestijnes indrukwekkende cyclus ‘De modderen man’ (evenals ‘Het Vaderhuis’ zo goed als integraal opgenomen) maken die beroemde verzen als uitbeelding van het conflict
tussen geest en zinnen nog eens zo schrijnend. De verbinding tussen poëzie en de ‘openbaring’ van het metafysische komt vanzelfsprekend ter sprake bij de dichter Gezelle, maar moet ook worden gemaakt bij de goddeloze cynicus Van Ostaijen, toch een dichter voor wie lyriek niets anders is ‘dan een sentimenteel berijmd faits divers uit de persoonlike ervaring van de dichter’. Het verband met het goddelijke legde Van Ostaijen zelf in zijn Gebruiksaanwijzing der lyriek: ‘Uit het heimwee naar een vaderland van het volmaakte weten en uit het besef van ijdelheid van elk menselik pogen daarheen, uit dezelfde dubbele oorzaak van verlangen en machteloosheid die wekster is van het gebed, spruit de poëzie.’
DS
Aan deze pagina werkten mee: Chris van der Heijden, Diny Schouten, Peter van Zonneveld.