Harde kop
‘Dat ik al die drank en klappen heb overleefd, komt alleen door mijn verdomd harde kop. Kennelijk zijn mijn hersenen ook sterk, al ben ik hele stukken geheugen kwijt. Incontinentie, paranoia, black outs, het hoort er allemaal bij. Ik ben beslist meer vergeten dan ik heb opgeschreven, wist vaak de volgende dag niets meer van de avond ervoor. Ik kan wel mensen vermoord hebben, ik was nu eenmaal een misdadiger, een verslaafde. Maar die harde kop van me heeft me gered. En geluk. Je kunt je niet wapenen tegen de vrieskou en de pakken slaag, want dan zou je geen goede alcoholist zijn. Als je drinkt, zit je enige luxe in een fles: die drink je leeg en dan val je om, je denkt niet aan de sneeuw die bovenop je valt. En als iemand je dan in elkaar trapt, pak je hem terug als híj bezopen is. Het kan je niet eens schelen als de politie je slaat en je meeneemt.’
‘Nu zou ik het niet meer kunnen. Ik zou niet meer geloven in wat ik deed, en dan word je vermoord of sterf je gewoon. Toen ik jong was, zag ik geen andere mogelijkheid, dus stopte ik er al mijn energie in. Ik was geboren om te drinken, had altijd die spanning en nooit een vaste relatie gehad, dus had ik geen keus. De mensen in het park werden mijn maats, ze accepteerden me. Het kon ze niet schelen wat ik gedaan had, omdat ik een van hen was. En ik accepteerde hen, ik maalde er niet om of ze goddomme tien mensen hadden vermoord. Het was mijn leven. Maar tegenwoordig moet ik nadenken over hoe ik me gedraag, dien ik me schuldig te voelen als ik iets verkeerd doe, kijk ik uit om niet te stelen en hoor ik nergens echt bij. Vroeger wierp ik me er volledig in, gedroeg me zoals dat moest, als je dat zo kunt zeggen. Zoals sommige mensen de Tweede Wereldoorlog missen, mis ik mijn vroegere leven nu wel eens. Alles is nu zo saai, ik mis de drank en de agressie. Mijn werk en het geld geven wel bevrediging, maar ik moet mezelf nog regelmatig vertellen dat die verveling wel voorbij zal gaan, en dat het iets van het moment is.’
In 1970 leerde Healy in de gevangenis schaken. Het spel fascineerde hem mateloos en hielp hem zelfs een ontwenningskuur door te komen. Vijf jaar lang speelde hij wedstrijdschaak en legde een opmerkelijk talent aan de dag. Hij versloeg de complete Engelse subtop, met spelers als Julian Hodgson, en remiseerde in internationale toernooien met zes grootmeesters, onder wie Vaganjan en Larsen. Even abrupt als hij begonnen was, stopte Healy echter, en tegenwoordig schrijft hij nog slechts eigenzinnige wedstrijdverslagen voor The Guardian, waarin hij partijen beschrijft alsof het bokswedstrijden zijn.
‘Schaken is ook een soort verslaving, als je goed wilt zijn, moet je alles erin stoppen. Schakers zijn vreselijke mensen, zeker in Engeland, waar de hele schaak-scene zwaar middle class is. Iedereen wil iets bewijzen, het is een en al agressie en het vernietigen van andermans ego. Het is een jacht op een met bloed bespatte koning, eigenlijk net als boksen, op een bepaalde manier. Daarom schrijf ik er ook zo over. En ook niet-schakers begrijpen het als ik zeg dat wit na een schijnaanval de zwarte stelling overrompelt en de koning verplettert.’
In een poging om de zijn leven bepalende spanning van zich af te werpen gaf Healy zich sinds 1975 over aan yoga, meditatie en acupunctuur. Zijn acupuncturiste stimuleerde hem te gaan lezen en zijn ervaringen op te schrijven. Jarenlang schreef Healy avond aan avond, op kleine stukjes papier. Hij publiceerde een vertelling over een gevangengezette grootmeester in Chess en schreef The Grass Arena, op een merkwaardig gereserveerde, feitelijke manier, alsof hij geen verslag deed van wreedheden en perversie, maar van een middagje boodschappen doen. Inmiddels heeft hij een roman af, die in het voorjaar bij MacMillan verschijnt (zijn vorige uitgever, Faber & Faber, betaalde niet genoeg, naar zijn zin).