Vrij Nederland. Boekenbijlage 1990
(1990)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas HeijneZelfs de grootste vaderlandliefhebber kan niet beweren dat er in Nederland iets gebeurt. Als iets het leven hier kenmerkt, dan is het het ontbreken van iedere dramatiek, politiek, sociaal of cultureel. De problemen mogen interessant zijn, groot zijn ze nooit, en meeslepend al helemaal niet. Maar we hebben wel evenveel kranten en televisienetten als andere landen, dus er is wel veel opgeklopte dramatiek; en die is altijd potsierlijk. Een groep apathische treinreizigers die gedwongen een stormnachtje in een stationshal moest doorbrengen, krijgt van universitaire onderzoekers de aandacht die ze zelf ook liever aan getraumatiseerde oorlogsslachtoffers of gijzelaars gegeven zouden hebben. Een beetje bitse woordenwisseling tussen Lubbers en de Eerste Kamer (welke kamer?) wordt in krantenkoppen uitgemolken alsof het het begin van een burgeroorlog betekent. De Berlijnse Muur stort ineen en hier maakt men zich krantenpagina's en forumavonden lang druk over de vraag of Marcus Bakker zijn excuses moet aanbieden. Nederlanders, links of rechts, hebben altijd gelijk, omdat onze mening vrijwel altijd zonder gevolgen blijft. Ons land is allang één grote borreltafel, onze cultuur een windstille Achterhoek. Zelfs ons racisme blijkt alledaags. Geen nationale rampen, geen armoede, geen pogroms, geen volksgerichten, geen doodstraf, geen politieke sluipmoorden, geen echte schandalen, geen grote morele dilemma's, zelfs geen straatrellen meer; het kan niet goed zijn voor onze literatuur. En jaloers richten we onze blik over de grens, op Oost-Europa, op de landen van de Echte Gevoelens. Daar is verbeelding aan de macht gekomen, daar hebben boeken invloed op maatschappelijke gebeurtenissen, daar is een schrijver president geworden. En bovendien een schrijver die zonder schroom de vrijheid van het individu tot zijn centrale thema kan maken, terwijl hier de man die bekend staat als een van onze grootste auteurs uit creatieve armoede veroordeeld is tot het armzaligste onderwerp dat je maar kunt bedenken: de belevenissen van een au-pair-meisje in Parijs. En Havel houdt een rede tot het volk, waar je bij lezing de tranen in de ogen schieten, terwijl hier in Nederland een bundel verschijnt met de beroemdste redevoeringen uit drieduizend jaar cultuurgeschiedenis, een zinloze, postmoderne potpourri; en meer dan schrijnend is dat die redevoeringen dan ook nog stuk voor stuk worden nagespeeld door voordrachtskunstenaars, die van de retoriek een vrijblijvend tijdverdrijf hebben gemaakt. En dat alles in een voormalige kerk. En hoe Harry Mulisch tegenwoordig over Cuba denkt, dat is wel het laatste dat ik zou willen horen. Surrogaat. Maar of het werkelijk allemaal zo droevigmakend is als het klinkt, dat is de vraag. Tijdens het Filmfestival in Rotterdam zag ik La Pétition, een Franse, getrouwe verfilming van het bekendste toneelstuk van Havel. De inhoud is misschien overbekend: een dissident schrijver bezoekt een andere auteur, een man die zich aangepast heeft aan het heersende regime, en vraagt hem een petitie te ondertekenen. Het korte stuk concentreert zich op het morele failissement van de aangepaste schrijver, die kokketeert met zijn eigen kritische houding ten opzichte van het regime, maar uiteindelijk weigert te tekenen. Hoogstwaarschijnlijk weerspiegelt de inhoud van dat stuk het morele klimaat in Tjechoslawkije zoals Havel het tijdens zijn moeilijke jaren heeft ervaren. Maar het is geen politiek pamflet, want het gaat over morele dilemma's, en de auteur toont, gezien de omstandigheden, verbazingwekkend veel begrip voor de argumentatie van de ‘foute’ schrijver. En toch, en toch: vanaf de eerste regels dialoog weet de toeschouwer al waar het naar toe gaat, vanaf het begin weet hij aan wiens kant hij behoort te staan. In die zin is Havels stuk een leerstuk in de Brechtiaanse betekenis. Los gezien van de politieke omstandigheden waarin het ontstond, is het, eerlijk gezegd, simplistisch en clichématig theater, omdat het politieke element het literaire overschaduwt. Begrijp me goed, het zegt niets over Havels talent. Die keuze voor de politiek is door hem bewust gemaakt onder de druk der omstandigheden. Maar geen enkele kunst is bestand tegen politiek. Een goed voorbeeld van een literair werk dat een vergelijkbare thematiek vertoont, is Mephisto van Klaus Mann uit 1936. Los gezien van de tijd waarin het ontstond, blijft er van dat boek niets anders over dan een onleesbare melodramatische draak, waarin de schurk al op de eerste bladzijde bekend is; de verfilming van die roman vijftig jaar later, niet door een Duitser, maar door een Hongaar, toen de politieke actualiteit van de Nazi-tijd niet langer een rol speelde, heeft oneindig veel meer diepgang. De ‘foute’ toneelspeler wordt tot een complex en uiterst ambivalent personage, dat veel dieper in de geest van de toeschouwer doordringt dan het origineel in de roman. In Nederland gebeurt niets, maar van die nood is wat de kunst betreft gemakkelijk een deugd te maken. Denk je eens in: er is vrijheid, er is de noodzakelijke betrokkenheid met de rest van de wereld, er is de noodzakelijke afstand. Er is ruimte voor experimenten op het gebied van de moraal en de filosofie, er kan vrijuit gespeculeerd worden in gedachten en ideeën, er is niets dat een geestelijke hemelbestorming in de weg staat; geen stormtroepen, geen KGB, geen Securitate, zelfs geen Rijkswacht. Er kunnen talloze omwentelingen plaatsvinden, zij het op papier. Wat ontbreekt is een werkelijk avontuurlijke houding. Want wie almaar monkelend blijft hunkeren naar het Echte Gevoel in de Grote Wereld, wie zich slechts blijft vergapen aan wat elders plaatsvindt en alle gebeurtenissen die de anderen meemaken vervolgens slaafs en moedeloos naspeelt onder de rook van Madurodam, wordt vanzelf tot een trieste parodie. |
|