Zwijgen, in alle talen behalve betalen
Achterbergs brieven: het raadsel wordt alleen maar groter
Briefwisseling met zijn uitgevers door Gerrit Achterberg Bezorgd door R.L.K. Fokkema en Joost van der Vleuten Uitgever Querido, 2 delen, 282 en 228 p., f 90,-
Jacques Kruithof
In de jaren kort na de dood van Gerrit Achterberg (1962) zagen zijn weduwe en vrienden zich genoodzaakt, geruchten en ‘onthullingen’ over diens verleden te bestrijden door beperkt opening van zaken te geven. Hoewel dit verleden nog lang als bijzaak behandeld werd, en slechts met de grootste discretie aangestipt, bijvoorbeeld in de bundel essays Nieuw kommentaar op Achterberg (1966), kwam langzaam de weg vrij voor biografisch onderzoek.
Martien J.G. de Jong heeft daar met een paar essays toe bijgedragen, Wim Hazeu wierp zich, onder meer in VN, als biograaf op, verklaarde het ‘taboe’ op Achterbergs levensverhaal voor vervallen en voegde, met het volste recht overigens, nog heel wat onverkwikkelijks toe aan wat reeds algemeen bekend was. Zo bekend dat tegenwoordig haast iedere middelbare scholier weet te vertellen dat ‘Achterberg zijn hospita vermoord heeft’; helaas is dat gewoonlijk ook het enige. Het is trouwens niet helemaal juist.
Het is wel een extreem voorbeeld van wat R.L.K. Fokkema op het oog had toen hij voor de catalogus van het Letterkundig Musuem ('t Is vol van schatten hier, 1986) schreef: de ‘accentuering van het autobiografisch moment in de gedichten is kortzichtig, omdat ze blind is voor de metafysische implicaties van Achterbergs thema, omdat ze aan de literaire traditie voorbij ziet, en omdat ze een algemeen ervaren menselijk tekort ontkent’.
Dezelfde auteur treedt nu, en niet voor het eerst, op als bezorger van een brievenuitgave: samen met Joost van der Vleuten nam hij de teksten en toelichting voor zijn rekening van Achterbergs correspondentie met zijn uitgevers van 1939 tot 1950. Na de doodslag op zijn hospita en (volgens Hazeu) minnares is Achterberg ‘ter beschikking’ gesteld, hij verblijft jarenlang in psychiatrische inrichtingen, de Duitse bezetting bemoeilijkt het contact met de buitenwereld eens te meer, de literatuur raakt gaandeweg op clandestiene uitgaven aangewezen, ook Achterbergs correspondenten zijn niet vrij in hun doen en laten. De behandeling - waarvan overigens noch de biografie, noch de verzameling brieven een duidelijk beeld geeft - leidt er allengs toe dat Achterberg in gezinsverpleging wordt geplaatst; na de oorlog treedt hij met zijn jeugdliefde in het huwelijk en vindt de nodige inkomsten om betrekkelijk zelfstandig te leven: alsof er niets gebeurd was.
Gerrit Achterberg
De ouders Achterberg met hun acht kinderen, herfst 1934. Gerrit derde van links.
Jan Vermeulen
Het streven om zijn misstap te verheimelijken, liefst uit te wissen, blijkt in dit deel Briefwisseling uit instructies als: ‘spreek alleen goed over mij’, of: stuur alle recensies, maar plak allen de goede in het album voor de psychiater. Daarvoor is uiteraard een zekere vertrouwelijkheid nodig, een heel merkwaardige trouwens: de correspondent moet alles weten én over alles zwijgen (‘in alle talen behalve betalen,’ schrijft Achterberg meer dan eens - het is eerder wrang dan geestig bedoeld).