De vleermuisman
De mooiste afbeelding staat op de omslag van Tales of the Dark Knight van Mark Cotta Vaz (Ballantine, f 45,65), de biografie van Batman. De vleermuisman staat in geel schijnwerperlicht op een van de transen van de Chrysler-wolkenkrabber, terwijl boven hem tegen de spits het ‘bat’-signaal is geprojecteerd. Het signaal dat is bedoeld om aan te geven dat de politie de hulp van Batman nodig heeft, is in de moderne versie uitgevoerd en ook het embleem op het tricot van de super-misdaadbestrijder ziet er zo uit. Uit dit boek heb ik begrepen dat het embleem niet speciaal voor de recente Batman-film is bedacht, maar de signatuur is van redacteur Julius Schwartz die in 1964 de verantwoordelijkheid voor de stripheld kreeg. Hij vond dat Batman een face-lift nodig had en verordonneerde de gestileerde vleermuis op de gele achtergrond, die de volle maan moet voorstellen. Vergeleken met de eerste tekeningen van Batman die in 1939 als strip werd bedacht, ziet de nieuwe Batman er enger uit. Maar een sinister trekje zat er vanaf het begin in, wat ik me eigenlijk voor het eerst realiseerde bij het bekijken van alle mooie plaatjes in het boek. Batman heeft geen ogen en dat geldt ook voor die als Zwarte Piet vermomde misdienaar Robin die hem later ging vergezellen. De tip om lekker eng de spleten in het masker wit te laten kreeg de oorspronkelijke tekenaar Bob Kane van zijn scenarioschrijver Bill Finger, die al in het genre had geoefend met het schrijven voor de pulpbladen. Finger had nog meer suggesties voor de tekenaar die Batman eerst meer als een lid van de zanggroep Les Frères Jacques had uitgebeeld.
In twintig korte hoofdstukjes schetst Vaz het vijftigjarige bestaan van Batman, die gewoon een man van vlees en bloed is en ook nog miljonair in het dagelijks leven. Door keiharde training en veel technisch vernuft is Batman die eigenlijk Bruce Wayne heet, geworden wat hij nu is, nadat natuurlijk eerst zijn ouders voor zijn ogen waren vermoord. Datzelfde geldt voor het circusjoch Dick Grayson, die hem later als Robin, the boy wonder, gaat helpen en veel profijt heeft van zijn vroegere toeren aan de vliegende trapeze. Over de relatie tussen Batman en Robin zijn de meest hinderlijke roddels verspreid, maar uit plaatjes van vooral latere strips blijkt dat Batman in ieder geval ook dames begeert en zelfs dellen. De plaatjes vormen natuurlijk de essentie van het boek, hoewel anekdotes als de vorming van het Genootschap van de Geheime Ster leuk zijn om te lezen. Het genootschap is in 1953 opgericht en bestaat uit vijf streng geselecteerde mannen die in geval dat Batman iets vreselijks overkomt, zijn mantel kunnen omslaan. Niet duidelijk wordt wat er nu van hem in de loop der jaren is geworden. Het hele boek is doorspekt met kleine stukjes strip die het leven en werk van de held illustreren, maar het fraaiste zijn de achtenveertig omslagen van de Batman-strip in kleur. Vooral de platen die Sheldon Moldoff en Charles Paris samen maakten in de jaren zestig spraken me aan. Je zou zo je doos kleurpotloden van Caran d'Ache van vroeger weer terug willen hebben om die platen te gaan natekenen en misschien ligt er nog ergens wel een zwart lapje in huis om een masker van te fabriceren.
TC